N AC H T V IJ N D ER fi ram | Eerste Cezm der TWEEDE BENDE
ë P v i . d a l .X I J X
n e d e r l a n d s c h e i n s e k t e n ,
B E S C H R E V E N e n A F G E B E E L D .
Z E S D E DEEL .
VIJFTIGSTE VERHANDELING
o y E R DE
i n a c h t - y l i n d e r s ,
van het TWEEDE GEZIN der E ERSTE BENDE.
DE GROOTE EIKEN BLADROLDER.
P . V I . Tab. L .
1 .1.
O n d e r de vele op elkander gelijkende Vlindersoorten zijn er twee
die I in de voor ons oog bevallige groene kleur en in gedaante, bijzonder
overeenkomen; de eene soort in het Latijn Prasinana genaamd,
hebben wij reeds afgebèeid in het tweede deel dezes werks, en aldaar
onder den naam van Autumnus o f Herfst-Vlinder beschreven; nu zijn
wij door de vriendelijkheid van den Heer p. w . M. trap te Leyden,
in staat gesteld ook de afbeelding te geven van de andere soort, in
het Latijn Qaercana, en door den Heer trap de groote Eiken Blad-
rolder genaamd.
U u Het