/
JB m
dankende, gelijk ;wij in de vorige verhandeling reeds zeiden, laten wij de
Beschrijving zoo als die van zijn Ed. ontvingen, hier volgen.
s 2-
Dat de groote soorten van Rupsen, aldus begint de Heer Trap, ge>
woonlijk het meest opgemerkt en waargenomen worden, hoewel zij zulks
wel beschouwd niet boven de kleineren waardig zijn, en dat er onder
de kleinen, dikwijls fraaiheden zich bevinden, die men te vergeefs in de
grooten zal zoeken, hiervan kan het onderhavige soort, een voortreffelijk
voorbeeld opleveren.
Even als wel anderen Liefhebberen, ging het ook mij, de groote soorten
gingen voor de kleinen, wijl ik deze minder de moeite waardig rekende,
meestal liet voorbijgaan. Echter nam ik in het vorige jaar eenige der
Fig. I. Rupsen van deze soort, bij Fig. 1. op Tab. XVIII. afgebeeld mede, ik
Tab.XVIH. dacht het kon iets goeds opleveren.
Het was in de maanden Augustus en September, dat ik dezelve van
allerlei grootte vond, op de Populierboomen met gladde bladen (Populus
iremula), waardoor ik in staat was hare huishouding behoorlijk na te gaan.
Met het vergrootglas is het te zien, dat het veertienpootige Rupsen zijn;
de plaatsing der poolen is echter onderscheiden, van alle hiervoor in
dit werk beschrevene soorten, want zij staan wel in dezelfde orde, als bij
de zestienpootige Rupsen, maar het achterste paar buikpooten, (niet de
Fig. 2. naschuivers,) ontbreekt, gelijk in de vergroote afbeelding bij Fig. 2. duidelijk
te zien is. Het vel is zeer doorschijnend zoodat de groene kleur
der Rupsjes alleen veroorzaakt wordt door het gebruikte voedsel, want
kort na het vervellen, wanneer er zich geen voedsel in dé Rupsjes bevindt,
hebben zij eene vuilwitte kleur. Doör alle vervellingen heen behouden
zij dezelfde« gedaante.
De bladen worden door deze Rupsen aan de punt opgerold, die hun
dan zoowel tot woonplaats als tot voedsel verstrekken, welk laatste zij
van de onderzijde van het blad afgrazen, zijnde die naar de binnenzijde
van het opgerolde gedeelte gekeerd; somtijds grazen zij ook buiten hun
Fig. 3. verblijf het blad af, gelijk dit een en ander bij Fig. 3. is afgeteekend.
Zoo dikwijls eene zoodanige behuizing haar niet meer dienen kan,
ververlaten
zij die en vervaardigen zich eene andere, hetwelk zij ook zeer gereedelijk
doen, wanneer men hen op een versch blad plaatst.
Gestoord wordende, laat de Rups zich aan eene teedere fijne draad
zakken, maar is niet met die vlugheid begaafd, die de Rupsjes dezer af-
deeling anders zoo zeer kenmerkt.
s a Gewoonlijk is hét bladerliuisje vol drekstof wanneer het door deszelfs
bewoonster verlaten word, om een spinsel in eenige holte lè maken;
waartoe zij dikwijls hetzelfde blad gebruikt, hetwelk haar tot voedsel
ge diend heeft.
Dit spinsel*, dat zuiver wit van kleur is, ziet men bij Fig, 4. afgebeeld. Fig. 4.
Hierin veranderd zij in 4 en 5 dagen tot eene Pop, die nu eens van kleur
gelijk de afgebeelde Fig. 5. dan weder, behalve aan den buik, geheel zwart is. Fig. 5.
S 5. Om de bijzondere gedaante, en de vele fraaiheden dezer Pop te doen
zien, zijn er twee sterk vergroot afgebeeld, waarvan Fig. 6. dezelve op Fig. 6.
de zijde vertoond, en Fig. 7. daarentegen de buik laat zien. Op den rug Fig. 7.
is zij, zoo ver dezelve eene zwarte kleur heeft, met eene verbazende,me-
nigte kleine haakjes als bezaaid, die naar achteren gekromd zijn, de scheden
waarin de pooten en sprieten besloten zijn, kunnen zeer duidelijk
gezien worden, en bijzonder vallen de laatstgenoemde dadelijk in het
oog, wijl zij zóó lang zijn, dat zij achteraan over de Pop heenreiken. S 6. De gewoone tijd die de Vlinder in de Pop doorbrengt, is drie a vier
weken, hoewel aanhoudend koud weder soms veroorzaakt, dat het wel
vijf weken duurt.
Wanneer het oogenblik gekomen is, dat de Vlinder uit het Poppenvlies
te voorschijn zal komen, zoo kruipt de Pop door behulp van de haakjes,
die zij op den rug heeft, halverwege buiten het spinsel.
De wijze van uitkomen van dit soort is zeer bijzonder, en ik acht het
der moeite Wel waardig, om hetgeen ik aan eene Pop, die uit het spinsel
genomen was, waarnam, hier mede te deelen.
Het was den 26»len September, dat ik des morgens naar de Poppen
ziende, er eene in hevige beweging zag; hierdoor opmerkzaam wordende,
beschouwde ik die nog eenigen lijd, en zag dat het geheele achterlijf zich
R 2 van