IN EDERLAN D S C HE I N S E lv T E !N,
B E S C H R E V E N en a f g e d e e l d .
z E S D E D E E K
VIJF-EN-TWINTIGSTE VERHANDELING
OVER DE
n a c h t - v l i n d e r s ,
van het TtTEEDE GEZIN der EERSTE BENDE.
DE BRAAM-VLINDER.
p . V I . Tab. X X V .
$■ I.
O n d e r de Vlinders nimmer door ons zelven gevangen, doch van
welke het ons lang bekend is, dat zij zich nu en dan, fchoon zelden,
in ons Vaderland verwonen, behoort de op de hier btjzijnde 25ste
Plaat afgebeelde Noctua Balts, door ons, zoo naar aanleiding van het
voedfel der Rups, als naar deszelfs Latijnfchen uit het Grieksch a geleiden
naam, in onze moedertaal de Braam-Vlinder genoemd. Eene zeer
aangename gewaarwording moest het dus bij ons verwekken, van dezen
niet onaanzienlijken Vlinder en deszelfs Rups, de teekenmgen te
ontvangen en zulks bijna gelijktijdig van onze Vrienden, den Wel
Edelen Geflrengen Heer ver-huell te Rotterdam en den Heer trap
X te