IDSCH! >Tiü
IITSTË DEEL N#. 25.
ü
DIANTHOECIA CAPSINCOLA, ESP.
Vergelijk voor deze Vlindersoort.
Esper, Eur. Schmett. IV. t. 173. f. 5.
Treitschke, Schmett. von Europa, V. 1. bl. 3.08.
Hübner, Samml. Eur. Schmett. Noct. Tab. 12. fig. 57.
Hübner, Geschichte, IV. Noct. II. Genuin. E. a. b. F. 2, a. b.
Guenéb, Species Gén. Noctuélites. 2. P. 21.
Het toezenden der rups, waaruit deze vlinder voortkomt, heb ik aan
mijnen geachten vriend den Heer A. J. van Eyndhoven te Zutphen te
danken; zij werd door zijn Ed. in de nabijheid van die stad, in het laatste
van de maand Augustus, tusschen de zaaddozen van Saponaria officmalis
gevonden. Vele jaren geleden vond haar mijn nu overleden broeder bij Doesburg
in de zaaddoos van Lychnis clioica. Doorgaans verbergen de rupsen zich ,
als zij nog jong zijn, in de zaaddozen dezer planten , en blijven er in tot
dat het zaad verteerd is , om daarna in anderen over te gaan; zij zijn
alsdan lichter van kleur en minder duidelijk geteekend.
25 m\