ACHTSTE DEEL N°. A3.
LEUCANIA STRAMINEA, TR.
Vergelijk voor deze Vlindersoort:
T reitschke, Schmctt. von Europa V. 2. bl. 297 en X. 2. 89.
HEBRicH-ScHäFFEB, Syst. JBearb. d. Schmett. v. Eur. II. bl. 236. Tab. 63.
f. 321, 322 en Tab. 64. f. 323.
Guenée, Spéc. gén. des Lépid. T. V. Noctuélites I. p. 91.
Treuer, Neuere Beiträge, D. II. bl. 46. Tab. 123.
Men vindt de rups van Leucania straminea in September, op moerassige
plaatsen. Zij eet daar des nachts de bladeren van het gewone riet en
houdt zich over dag schuil in rietstoppels of tusschen de verdorde bladeren
van haar voedsel. Voor den winter bereikt zij hare halve grootte, en'na
denzelven weder beginnende te eten, is zij in de eerste helft van Mei volwassen
en dan, zoo als bij fig. 1 is voorgesteld. Bij fig. 2 ziet men de vierde
geleding vergroot afgebeeld, waaraan de teekeningen duidelijker na te gaan
zijn. Er is weinig verschil in het uitzigt eener jonge en eener volwassene
rups, alleen is zij in hare jeugd bleeker van kleur en daardoor de loodkleurige
ruglijn meer in ’t oog loopende. Hare levenswijze levert niets
bijzHoentd einrss poinpn. en geschiedt in eenen rietstoppel of tusschen bladeren, en zij
verandert in die woning na eenige dagen in eene langwerpige lichtbruine,
levendige pop, die met haar spinsel is afgeteekend bij tig. 3 en het vergrootte
staarteinde bij fig. 4. Van 10 tot 80 Junij zijn" steeds bij mij de vlinders
verschenen. Bij fig. 5 en 6 is het mannétje, bij fig. 7 het wijfje afgebeeld.
Het mannetje onderscheidt zich van het wijfje door het dunnere, aan het
eind gepluimde achterlijf en wat breeder uitloopende voorvleugels. De