NÜERUNDSCHi INSECTEN»
ACHTSTE DEEL X°. 36.
LEUCANIA OBSOLETA, ÏÏÜBN.
Vergelijk voor dit Insect:
Treitschke, Schmett. von Europa, V. 2. bl. 301. en X. 2. bl. 93.
Hübner, Samml. Eur. Schmett. Noct. Tab. 48. fig. 233.
Snellen, Tijdschr. voor Ent.., I. D. bl. 123.
Aan den ijver van den Heer P. C. T. S n e l l e n , te Rotterdam hebben
wij de ontdekking in ons land te danken van de rups, waaruit deze belangrijke
vlinder voortkomt, mij door Zijn Ed. ter afbeelding en beschrijving
toeIgne zodnedne no.mtrek van Rotterdam vond gemelde insectenkenner in het begin
van de maand Augustus de nog jonge rupsen in holle rietstrengels, waarin
zij zich gedurende den dag verbergen. Tegen het einde van die maand haren
vollen wasdom bereikt hebbende, zijn zij als Fig. 1 voorstelt, rosachtig grijs,
zeer gestrekt. De kop is bruin, met wit bestippeld, en behaard; midden
over den rug loopt eene witte streep, aan wederzijde door eene donkere
streep besloten; dan volgen aan wederzijde van de ruggestreep twee lichtere
strepen die naar achteren allengskens verdwijnen. Over de buikpooten loopt
eene donkere streep van de kleur der luchtgaten. De naschuivers hebben
overlangs bruine streepjes, en zijn behaard; aan de buikzijde is de rups
licht grijs van kleur en wanneer zij kruipt, worden de inkervingen der
kriDngee nr urposeond avcohetdigen. zich met het gewone dek-riet Arundo P/iragmites, waarvan
zij de bladeren, als bij Fig. 1, afknagen en wel gedurende den nacht, daar
zij zich over dag in de rietstengels verbergen. — Zeer levendig van aard
zijnde en voorzien van een scherp gebit, knagen zij het gaas door, waar