8
ACHTSTE DEEL \°. 48.
CHIMABACCHE FAGELLA, W. V.
Vergelijk voor deze Vlindersoort
Hübneb, Samml. Eur. Schmett. Tin. Tab. 2 f. 12 mas. Text bl. 16 No .4.
Hübneb, Geschichte, VIII. Tin. I. Bombycif. B. a fig. 2 a. 5.
K noch , Beitr. m . bl. 112. No. 15. Tab. V. fig. 9—13 en Tab. VI. f.
1. 2.
T r e its c h k e , Schmett. v. Eur. IX. 1. bl. 126.
De plaat, die de hier volgende beschrijving vergezelt, is gedeeltelijk
het werk der HH. V e e H u e l l , S n e l l e n v a n V o l l e n h o v e n en van
mij; zij verschijnt thans als een geheel; zamengesteld uit die afzonderlijke
deelen, welke ons toeschenen goed getroffen te zijn en dus het
best de natuur Het ei van dwezeedne rv ltien dgeerv, edni.e in ons vaderland niet onder de zeld-
zamen kan gerekend worden, is langwerpig rond, aan de onderzijde
het breedste, geheel glad, eerst geel en, bevrucht zijnde, later licht rood of
roozenrood van kleur (fig. 1); kort voor de ontwikkeling schijnen de donkere
rupsen-kopjes duidelijk door. Het jonge rupsje (fig. 3) is zestienpootig,
doorschijnend licht-geel, met den kop glimmend zwart, het uekschild
bruin. __ Op lateren leeftijd (fig. 4.) wordt de kop bruin met eene zwarte
stip aan wederzijde (fig. 6 ), het ligchaam groen of grijsachtig met eene
lichte vlek, die echter niet immer zigtbaar is, op het 8e, soms ook op
het 7e of 9e lid; de ringinkervingen zijn licht geel, buik en pooten
geelachtig grijs, terwijl men bij vergrooting op het ligchaam, dat naar
achteren dunner toeloopt, lichte knobbeltjes bespeurt, waaruit fijne haartjes
ontspringen. Weinige dagen voor de popwording is de rups gewoonlijk
2 2 N. duim groot; de kleur is dan geel geworden met flaauwe aanduiding
van eene afgebrokene ruggestreep (fig. 5). Eene bijzondere afwijking, die