ACHTSTE DEEL i f , 11.
TOETEIX LAEYIGANA. W. YEEZ.
Vergelijk voor deze Vlindersoort:
Hübner, Samml. Eur. Schmett. Tortr. Tab. 18. fig. 117 en Tab. 19. fig 118.
Treitschke, Schmett. von Europa, VIII. bl. 62.
Fischer von Koeslerstamm, Abbild, zur Bericht, u. s. w. p. 17. Tab. 11.
fig. 2 a—e.
In de maand Junij waren de bladeren aan de toppen van de Sleedorens,
nabij Arnhem, vrij menigvuldig in een geplooid als bij Fig. 1 , en bewoond
door rupsen; dit wekte mijne nieuwsgierigheid op, om de vlinders te lee-
ren kennen, die er uit zouden voorkomen.
De rups, in natuurlijke grootte bij Fig. 1 voorgesteld, is blaauwachtig
groen, terwijl anderen geelachtig waren. Op de twee ringen bij Fig. 2 vergroot
afgebeeld, ontwaart men kleine zwarte stipjes waaruit fijne witte haartjes
ontspruiten.
De rups is zeer levendig en verandert in de te zamen gesponnen bladeren
in eene zoodanige pop als bij Fig. 3 is afgebeeld, bij Fig. 4 vergroot.
Het staarteinde, nog sterker vergroot bij Fig. 5 , is van kleine haakjes
voorzien, waardoor de pop in het spinsel bevestigd wordt.
Na verloop van drie weken bleek het aan den uitgekomen vlinder dat hij
tot eene niet zeldzaam voortkomende soort behoorde, welke jaarlijks overal
in de maand Julij rondvliegt, terwijl de rups zich op ' allerhande soorten
van boomen en struiken ophoudt.
Volgens t r e it s c h k e voert zij den naam van Tortrix Laevigana, terwijl
h ü b n e r dien van T. Oxyacmlhana aan de vrouwelijke en T. Acerana aan
den mannelijken vlinder geeft.
11