ACHTSTE DEEL & 20
LITHOCOLLETIS QUERCIFOLIELLA, EISCH. Y. UL
Vergelijk voor deze Vlindersoort.
Zeller, Isis 1839, 217. N®. 5.
Zeller, Linnaea Entom. I. 218.
Het kleine, doch uiterst fraaije vlindertje, dat het onderwerp dezer bijdrage
uitmaakt, wordt door z e l l e r gerangschikt onder het geslacht Litho-
colletis, waarvan hij de volgende kenmerken geeft:
De kop heeft op den schedel een* kuif; het voorhoofd is glad; het wor-
tellid der sprieten is matig verdikt, eenvoudig; de lipvoelertjes zijn draadvormig
en hangend; de veertienpootige rups graaft loopgraven in de bladeren
(minirt in Blättern.).
T r e it s c h k e beschrijft slechts twee tot dit geslacht behoorende soorten,
namelijk Blancardella en populifoliella, en neemt haar in zijn Genus
Elachista op. Ook zijn in dit werk, D. V. Tab. 38 en VJL Tab. 3 4,
twee dezer vlindersoorten behandeld.
De rnps (fig. 1) is plat van voren en veertienpootig, ontbrekende haar het
achterste paar der buik- of middelpooten. Zij is licht geel en zoo doorschijnend,
dat de groene of bruine kleur, die zich bij de nog niet volwassene,
als een ruggestreep vertoont, alleen door het voedsel veroorzaakt wordt, en
dus niet als eene standhoudende teekening kan aangemerkt worden. Geheel
volwassen en bij vergrooting gezien, is zij als volgt: de kop (zie tig.4), die
spits toeloopt, is glimmend bruin, en schijnt, wanneer het diertje hem onder
het eerste lid terugtrekt, door de huid heen. De hoofdkleur is geel, echter
20