ACHTSTE DEEL N°. 34
AMSOPTERIX AESOULARIA, W. V.
Vergelijk voor deze Vlindersoort:
L yonbt, Recherches sur Vanat, etc. p. 280. PI. 29. fig. 1—9.
T reitschkb, Schmett. von Europa, VI. bl. 325.
H übner, Samml. Eur. Schmett. Geom. Tab. 36. fig. 189 <ƒ*.
W ood, Index EntomologicuSy p. 79. PI. 18. No, 460.
Door de welwillendheid van den Heer P. C. T. S n e l l e n verkreeg ik
in de maand Julij eenige rupsen, in den omtrek van Rotterdam gevonden,
met het berigt, dat zij zich op verschillende boomsoorten ophouden. Bij Arnhem worden de vlinders, gedurende de maanden April en Mei, niet zelden
tegeD de stammen der ijpenboomen aangetroffen.
Na dat ik mijne rupsen met de bladen van essenboomen eenigen tijd gevoed
had, verdween de eene na de andere ter verpopping.
De volwassen rups, bij fig. 7 afgebeeld, is blaauwachtig lichtgroen, met
een’ bruinachtigen kop; midden over den' rug loopt eene donkergroene en
aan wederzijde twee witte streepen. De inkervingen der geledingen zijn geel.
Zij vervaardigt zich even onder de aarde een ovaal spinsel, met aardkorrels
doormengd, van binnen met een glad en wit weefsel bekleed.
De pop (zie fig. 8) heeft groenachtige vleugelscheeden en een bruinachtig
groen achterlijf. Het staarteinde, bij fig. 9 vergroot afgebeeld, heeft
twee naar omhoog gewende kleine haakjes^
Niet voor het volgende saisoen, in den loop en op het einde van de
maand April en het begin van Mei, kwamen de vlinders te voorschijn. Een
mannelijke vlinder, bij fig. 11 rustende afgebeeld, heeft de vleugels ver
over elkander geslagen en de sprieten verborgen.
34