onzen vlinder op eikenhout vond, die in ’t laatst van genoemde maand tot
volwassenheid geraakten en toen in de aarde kropen; — dat daarna in ’t
laatst van Maart en begin van April de vlinders van beide geslachten te
voorschijn kwamen; die, na met elkander gepaard te zijn, eijeren legden,
geheel van voorkomen als de nu laatst door mij verkregene, doch plat naast
elkander op papier gelegd, waarschijnlijk, zoo het mij nu voorkomt, doordien
de wijfjes geene gelegenheid gehad hadden dit aan of rondom een takje te doen,
en dat uit die eijeren den 8sten Mei de rupsjes kwamen, van welke bij deoerste
vervelling in ’t laatst van Mei (dus na veel langer tijdsbestek dan nu plaats
had) allen stierven. Hiermede eindigen mijne aanteekeningen. Ik deelde
dezelve te dier tijd, met de rupsen, als eene eersteling van medewerking aan
den uitgever van dit werk mede; doch ’t is mij onbekend gebleven wat
daarvan geworden zij. ■—- In lateren tijd ontving ik ten gsechenke een exemplaar
van den £ vlinder, in de nabijheid van Zutphen gevangen, grooter
en lichter van kleur dan de exemplaren uit Amsterdam \ doch behalve dit,
is mij het insect niet weder voorgekomen, tot op de boven vermelde weder-
ontmoating in het voorleden jaar; en het strekt mij tot genoegen thans nog
iets tot de bekendmaking van ’t zelve in dit werk te kunnen bijdragen, die
door mijn ijverigen vriend "Ver Huell thans volgens zijne waarneming
geleverd wordt, en daarmede tevens aan zijnen wensch en dien van den geachten
Redacteur van hetzelve tot mededeeling daarvan te voldoen.
A . J . v a n E y n d h o v en .
VERKLARING VAN PLAAT 34.
1’ig• . 21.. » 3.
« 4.
• 5. • 6.
»• 7. 8. > 9.
» 10.
De wijfjesvlinder op de eijeren.
De ring der eijeren, vergroot.
Een ei, ontdaan van de haren, vergroot.
De pas uitgekomen rnpsjes.
De rups na de eerste vervelling.
s > na de derde vervelling.
De volwassen rups.
HDee t psotpa.arteinde der pop, vergroot. De vrouwelijke vlinder, voor het eijer