kruipende rups af te beelden, vooral wat den kop en de eerste ringen aanbelangt,
daar ik dikwijls verpligt was het voortkruipen tegen te gaan,
waardoor de rups zich ineehtrok, de kop bijna verdween en van de inkervingen
alleen de zwarte zoomen zigtbaar waren.
Eindelijk was mijne rups, in eene kruipende houding, als bij Eig 1,
zoo naauwkeurig mogelijk afgebeeld , en naauwelijks was zij in eene ruime
suikerflesch, waarin drooge aarde en eenige dorre bladeren waren, — toen
zij, nu niet meer geplaagd wordende, zich ter inspinning schikte op de
oppervlakte van de aarde tusschen de drooge bladeren. Ik kon derhalve
omtrent de levenswijze als rups van dit aanzienlijk en in ons vader .and
zeldzaam voorkomend Insect niets opteekenen. Het is echter zeer waarschijnlijk,
dat het daarin met Lasiocampa Quercifolia hoofdzakelijk zal
overeenstemmen.
Des anderen daags was de rups geheel en al omgeven van een grijsach-
tig spinsel, met bruine haren doormengd. Ik ben van,gevoelen, dat het
toevallig is geweest, dat zij haar spinsel aan een takje met dorre bladeren
hechtte, en dat deze rupsensoort in de vrije natuur, even als de
aanverwante soorten, de eene of andere holte in boomstammen of elders
verkiest om zich in veiligheid ter verpopping voor te bereiden.
Na verloop van eenige dagen vernamen wij, bij het aanraken van het
spinsel, een rammelend geluid, zonder twijfel door het bewegen van de
pop veroorzaakt. — Wij waren bevreesd, dat door het met geweld openen
van het harde .spinsel de pop beschadigd zou kunnen worden en de
schoone vlinder, die wij hoopten er uit te zullen zien voortkomen verloren
zou gaan, en lieten haar dus stil rusten. Onze hoop werd na verloop
van ongeveer drie weken vervuld, toen de vlinder in al zijne pracht en
luister verscheen, zoo als bij Eig. 4 is afgebeeld, veel overeenkomst hebbende
met Lasiocampa Quercifolia, voornamelijk wat de tcekeningen op
de vleugels betreft. — De bovenvleugels zijn smaller, waardoor de onder-
vleugels bij de rustende houding verder uitstéken. — Ook is de kleur
van het geheele Insect veel lichter, met een’ gloed van oranje doormengd.
Bovendien loopt Over den kop, den halskraag en het borststuk eene zwarte streep.
Onze vlinder was van het vrouwelijk geslacht, bij Eig. 5 vliegende af-
gcbeeld.
Om nu insgelijks eenen mannelijken vlinder af te beelden, verzocht ik
mijnen vriend den heer a . j. van eyndhoven, mij er een’ uit zijne rijke
verzameling ten dien einde toe te zenden. Deze vlinder was door Z.Ed. in
het jaar 1850 uit eene te Empe gevonden rups voortgekomen en is bij
Eig. 6 voorgesteld.
Het was niet gemakkelijk om het taaije spinsel aan de zijde, waar de
vlinder uitgekropen was, te openen. Het was van binnen glad, met een
witachtig poeder overtogen, dat zich op de nog vochtige pop, na het af-
stroopen van de rüpsenhuid gehecht had, waardoor het scheen, als of zij
blaauwachtig beschimmeld was.
Later zijn mij door bovengenoemden vriend de eijeren ter afbeelding
toegezonden, uit eenen vlinder genomen, bij Z.Ed uit eene pop verkregen in
1852, bij Eig. 7 in natuurlijke grootte en bij Eig. 8 vergroot afgebeeld;
opdat men de aardige teekeningen dezer eijeren beter zoude kunnen beoor-
deelen, heb ik ze in verschillende standen voorgesteld.
Yolgens ochsenheimer overwintert de rups en wordt tegen het einde
van de maand Mei volwassen op alle soorten van populieren en wilgen
gevonden. Daar zij zich steeds in de toppen der boomen ophoudt, die
zij niet verlaat dan om zich te verpoppen, of wanneer het een of ander
toeval haar naar beneden doet storten, is het zeer toevallig, dat men haar
of op den grond of tegen de stammen kruipende aan treft.
Deze vlindersoort vertoont zich slechts eenmaal ’s jaars.
Arnhem, 1857. YER HUELL.
Beschrijving lij de afbeelding der Lasiocampa Populifolia door
A. J. VAN EYNDHOVEN.
De omtrek van Zulphen, met name Empe, was vroeger rijk aan eiken en
beuken, die beide prachtige boomsoorten, waaraan ’t bevallig Gelderland
een groot deel van zijn schoon ontleent, doch die aldaar reeds sedert een
aantal jaren voor een groot gedeelte geheel uitgeroeid of door eene menigte
van Canadasche populieren of zoogenaamde Peppels vervangen zijn,
welke wegens voorspoediger aanwas voor den landbezitter wel hare waarde