in het grap, en misten zij dus bij ons die luchtige vochtigheid, die tot hun
behoud noodzakelijk is. Dit ten minste is waarschijnlijker dan te veronderstellen,
dat de natuur in hare vooruitziende zorg reeds in een gedeelte
der eijeren onvruchtbaarheid zoude gelegd hebben, ten einde eene te groote
vermenigvuldiging tegen te gaan; dat zij echter in hunnen gewonen toestand,
door welke oorzaken dan ook, menigmaal te gronde gaan, schijnt niet
twijfelachtig. Daar mijne genomen proeven mislukt waren en ik in geen der
door mij garaadpleegde schrijvers hieromtrent eenige opheldering vond ,
bleef ik in het onzekere of de eijeren nog hetzelfde jaar uitkomen, dan
wel of zij den winter overblijveri, tot dat mijn twijfel dienaangaande opgelost
werd door het lezen eener bijdrage van D. W. K rö sm a n n in de
JSntom. Zeilung van 1845 pag. 68, waarin deze schrijver ons meldt, dat hij
de rups van Graminis gelijktijdig met die van Brttnnea, Fesiiva en anderen
reeds in de maand Maart gevonden had. De rups overwintert dus en
daar zij vóór het ingaan van haren winterslaap reeds eenen zekeren wasdom
bereikt heeft, volgt hieruit noodzakelijk, dat zij niet lang in de eijer-
schaal kan besloten geweest zijn en dat, ten gevolge van het verschijnen der
vlinders in Julij, hare ontwikkeling waarschijnlijk reeds in Augustus of in het
begin van September mo,et plaats grijpen.' De vlinder is tot op heden in
ons vaderland vrij zeldzaam geweest; mij ten minste gelukte het vroeger
slechts eenmaal een enkel wijfje daarvan te vinden. Hij komt behalve in
de bovengemelde landen, ook volgens W ood in Engeland en volgens de
Se i.ys L o n g c h am ps in JBelgie voor; in Oostenrijk is hij zeldzaam.
DE EOO VAN WESTMAAS.
VERKLARING VAN PLAAT 24.
Fig. 1. Het ei vergroot.
» 2 . en 3 . Volwassen rupsen.
» 4 . De pop.
» 5. Het staarteinde der pop, vergroot.
• 6. De mannelijke vlinder.
» 7. De vrooweleijk vlinder.
» 8. Een zeer kleine mannelijke vlinder.
HELIOPHOBUS GRAMINIS L.