ACHTSTE DEEL M 45.
COLEOPHORA LARICELLA, HÜBN.
Vergelijk voor deze Vlinder soort:
H übner, Samml. Eur. Schm. Tin. Tab. 64. Fig. 427.
T reitschke, Schm. v. Eur. X, 3. bl. 221.
Katzeburg, Forstins, II. bl. 244. Taf. 15. f. 3.
Stainton, Nat. Hist. of the Tineina, IV. p. 68. PI. 1 f. 2.
Tegen het einde van de maand April wordt de zak-dragende rups
van deze vlindersoort op de Larixboomen aangetroffen. — Zij leeft van
het merg der jonge blaadjes, -die zij, zoo ver als de rups zich uit hare
woning kan uitstrekken, van binnen uit vreet, waarna zij weder een
ander blaadje aanvalt, zoodat eene enkele rups, alvorens zij volwassen
is, een aantal blaadjes vernielen kan. De uiteinden dezer larixnaalden
hebben alsdan het voorkomen als of zij door den voorjaarsvorst aangedaan
waren, verg. F ig. 1. Onkundigen nemen dit gereedelijk aan en worden
in dit vermoeden des te meer versterkt} wanneer de^ rupsen zoo menigvuldig
zijn, dat al het jeugdig groen in den groei teruggehouden,
zich geel en verdord aan het oog voordoet, zoo als werkelijk nu en dan
hier te lande gebeurd is. Alzoo wordt deze rupsensoort, hoe klein en onbeduidend
zij ook wezen moge, schadelijk en doet delarix-boomen versterven.
Bij Fig. 2 is een koker vergroot voorgesteld, bestaande uit een gedeelte
van een blad en verder uit een geelachtig bruin weefsel. Deze
koker is aan beide zijden open, en wanneer de rups voortkruipt, is dat
gedeelte harer woning, hetgeen van een blad vervaardigd is, steeds ondei.
Fig. 3 stelt de rups vergroot voor. De kop is glanzend zwart. Op de
eerste geleding staat eene bijna ruitvormige bruine vlek, door eene lichte
streep in het midden in twee deelen gescheiden. Op den tweeden ring
ziet men in het midden twee bruine vlekjes; aan wederzijde van de drie
eerste ringen bemerkt men een klein zwart stipje. De staart-klep is
donkerbruin, De geheele rups is bruin van kleur en met fijne haartjes bezet.
Fig. 4 stelt een der korte voorpooten, sterk vergroot, voor; de geledingen
De rzuijpns gkereul ipgte rimngeetl dd.en koker vrij vlug voort en kan zich aan een
draadje laten neerdalen. Tegen het einde van April en in het begin
van Mei waren meest alle kokers, door middel van een wit spinsel,
zoo tegen den deksel van de doos, waarin ik de rupsen bewaarde, als
te&ge n de tak‘j es en de bladeren van den Larix vastgeheAchftt.