Noctua. De vleugel scheeden, en die der sprieten en pooten, zijn bruin;
het achterlijf lichter gekleurd. — Merkwaardig is het staarteinde, bij Eig*
3. vergroot afgebeeld. Uit drie, zich in het midden vereenigende peervormige
knobbeltjes, komt een soort van hartvormig schild voort, met aan
wederzijde een dorentje, eindigende in twee naast elkander staande haakjes.
Niet voor het volgende saizoen, in de maand Mei, ontwikkelt zich de
vlinder. Die, welke bij Eig. 4< vliegende is voorgesteld, was van het mannelijk
geslacht; daar hét onderscheid tusschen de beide kunnen zeer gering
is, scheen het mij overbodig te zijn, den vrouwelijken vlinder insgelijks af
te beelden. De kop is grijs, als mede de halskraag. De bovenste helft der
schouderdeksels is lichtbruin, de andere lichtgrijs, de borst donkerder. Het
achterlijf slank, als dat van eene Geometra, is bruinachtig grijs. — De
grondkleur van de boven vleugels is grijs, met eenige bruine en donkergrijze
dwarsbanden; over het midden loopt een breede golvende lichtgrijze
band, in welken schuins boven elkander twee zwarte puntjes, waaraan de
vlinder zijnen naam heeft ontleend. Buiten dezen band is eene lichtgrijze
golvende streep met eenen hoek in de punt van den vleugel, tot een
schuin zwart streepje, uitloopende. De zoom van den vleugel is zwart gestippeld,
de franje bruin.
De ondervleugels zijn geelachtig grijs, langs den benedenrand donkerder;
over het midden loopt een lichtere dwarsband, grijs omzoomd; daarboven
staat een klein grijs vlekje. De vleugeladeren zijn geel; de zoom zwart
met geelachtige franje.
Volgens Borkhatjsen zouden van C. bipmcta de rupsen in Mei en
Junij, en dan weder in Augustus en September te vinden zijn.
Arnhem, 1855. VEE. HUELL.
VERKLARING VAN PLAAT 39.
P ig . 1. De rups tusschen twee berkenbladeren.
• 2 . De pop.
„ 3 . Het staarteinde van de pop, vergroot.
„ 4 . De vliegende vlinder ö •
P. VIII. XXXIX.
3.
Q.M.R.Y.H.ad'Viv. del. CYMATOPHORA BIPUPTCTA, Borkh.