hoorn des overvloeds vast. Aan hare voeten ziet men de zinnebeeiden
der Schilder- en Teekenkunst.
Onderaan: d. van der kellen.
Keerzijde: Twee samengevlochten lauwerkransen.
558. 1839.
N ieuw e *) p rijsp e n n in g v an de M aatsch ap p ij
„F elix M e ritis “ te A m sterd am .
Voorzijde: Eene links ge wende, deftige matrone, gezetenineen
demi-fauteuil, reikt met de rechterhand een lauwerkrans uit,
terwijl zij in de op een schild steunende linkerhand een krans
van rozen houdt.
Op dat schild ziet men onder eene draperie het blazoen der
Maatschappij „Felix Meritis“ , zijnde een bijenkorf op een voet-
stuk geplaatst, dat de aanvangletter W. (Willem Writs) van
den naam des stichters draagt (zie vervolg op v. Loon VII,
blz. 109) geplaatst tusschen een roos en een dahlia en daar-
boven: FELIX MERITIS.
In de afenede: MERITIS.
A an de Ve r d ie n s t e n ge sch o n ke n .
Ter zijde: hart inv.(enit) et f.(ecit).
Keerzijde: Een olijvenkrans.
G. Z. Br. Gr. 34.
Den 6 en 9 November 1827 vierde „Felix Meritis“ zijngouden
feest blijkens het Dichtstuk, uitgesproken op den 9 November
door C. Loots (gedrukt te Amsterdam in 1828, 8°.) terwijl er
(volgens Gat. der Bibliotheek van de M. der Ned. Letterk. te
Leiden (1885, II (drukwerken I, 501) mede aldaar voorhanden
is eene Cantate van G. Loots ter gelegenheid van het 50jarig
’) De oude prijspenning van 1777 is afgebeeld in het Vervolg op v. L oon
VII, pi. XLVIII n“. 520 en opgehelderd t. a. p. VII, blz. 109—111 enn". VIII
(blz. VIII, Bijblad n°. 57).