uniform, versierd met ridderorden, metalen kruis, het insigne
van commandeur der orde van den Nederlandschen leeuw en
het breede lint van het grootkruis van de Eikenkroon.
Onder den rechterschouder: v .(an) d.(er) k.(ellen).
Omschrift:
J. D. C. C. W. BAR.(o n ) D’ABLAING—VAN GIESSENBURG.
Keerzijde: Een trofee van oorlogstuig: geweren, sabels, kanonnen,
laadstokken, trommel, kogelstapel (trommelstokken en trom-
pet op den voorgrond) vaandels, waarvan een gemonteerd door
een leeuw en guidon, waarop een gekroonde W, waartegen
het Metalen Kruis is geplaatst.
Omschrift:
1830—1834. DE OFFICIEREN VAN DE AFD.(eeling) MOB.(iele)
UTRECHTSCHE SCHUTTERIJ AAN HUNNEN KOLONEL.
Gr. 34. Z. Br.
De Kolonel der Utrechtsche Schutterij J. D. G. G. W. baron
d’A blaing van Giessenbürg kommandeerde 3 bataillons ( l e Afdeeling
Reserve divisie, 3® brigade). Zie het Gedenkboek der Utrechtsche
Schutterij door L. E. B osch (2e gedeelte). (Nieuwe Schutterij).
Utrecht 1852, blz. 109 en over de verrigtingen daarvan, blz.
106—249. (Kon. Kab. Aanw. 1856, blz. 11. Gat. Utrecht, Stempels
op 1853 (n°. 228).
488. 1834. 1 Januail.
G ouden p e n n in g , geg ev en d o o r
O u d e rlin g e n der Ned. H erv o rm d e G em een te
te ’s G ra v e n h a g e aa n P. van S a n te n Gz.
w eg en s 2 5 ja rig e n d ie n st als O u derling.
v. d. Chys I, blz. 703, die voor meerdere bijzonderheden ver-
wijst naar de ’s Gravenhaagsche Stads-Almanak voor 1835.