114. Als boven n°. 59.
Voorzijde: = 112, raaar ¿oor g JEHo t t e gesneden.
Reerzijde: Met een eiken- en olijvenloofkrans (35 millimeter).
Zie Revue 1853, p. 405 n°. 1.
115. Als boven.
Bijna gelijk als n°. 114 van J ouvenel (den vader).
Revue 1848, p. 99 n°. 60.
A. EEREMEDAILLE.
I. 7 Mei 1837. Besluit n°. 79, houdende uitbreiding der bij
Kon. Besluit van 19 Junij 1822 ingestelde médaillé voor edele
en menschlievende daden. Herzien onze besluiten van 26 Junij
1817 N. La I. 3. 19 Junij 1822 n°. 91 en 20 Junij 1830 n°. 37,
houdende instelling van gouden en zilveren médaillés om als een
blijk van erkentelijkheid en goedkeuring te worden uitgereikt aan
dfegenen, die ons eenig boek- of kunstwerk, dat de vrucht is
van hunnen arbeid, doen toekomen of die eene menschlievende
daad ten uitvoer hebben gebragt, welke kenmerken draagt van
moed, beleid en zelfopoffering, zijnde de waarde dier médaillé
daarbij bepaald in het goud op 100, 50 en 25 ducaten en in
zilver op 24, 9 en 5 gülden, tot het slaap van welke drie Stempels
van onderscheiden grootte zijn vervaardigd, elk voerende
op de eene zijde onze beeltenis en op de keerzijde eenen lauer-
krans, in hetwelk een opschrift kan worden geplaatst.
Overwegende, dat de instelling van eene vierde soort van gouden
médaillés van mindere waarde dan de reeds ingestelde, doch
van meerdere dan de zilveren médaillés, doelmatig is voorge-
komen, ten einde het bewijs van erkentelijkheid of goedkeuring
meer evenredig te kunnen worden aan het belang van het ons