Art. 1. De navolgende onderscheidingsteekenen en geldelijke
belooningen worden toegekend:
a. Na zes jaren dienst een che vr on volgens een door Ons te
bepalen model te dragen op de linker bovenarm, benevens eene
soldijverhooging van 2 cent per dag.
b. Na twa a l f dienstjaren de bronzen medaille zonder grati-
ficatie, doch op nieuw met eene soldijverhooging van 2‘/2 cent
per dag.
c. Na a c h t ti e n dienstjaren, een twe e d e c h e v ro n .
d. Na vi er-en-twintig dienstjaren de zilveren medaille en
e. Na d e r t i g dienstjaren een d e r d e chev ro n.
Art. 4. Tot eene bijzondere onderscheiding en belooning voor
zoodanige militairen, beneden den rang van officier, onverschillig
in welke dienstbetrekking geplaatst, die gedurende een tijdvak
van zes en d e r t i g jaren onafgebroken trouw en eerlijk hebben
gediend, wordt bovendien door Ons bij deze eene goud en
meda il le ingesteld.
Die medaille ter halver grootte van de bestaande medaille
voor trouwe militaire dienst, zal op dezelfde wijze als deze worden
gestempeld en gedragen.
Aan de toekenning der gouden medailles wordt eene gratificatie
van vijftig gulden verbonden, enz.
De Minister van Oorlog
(g e t.) V an Meurs.
14. Bij missive van den Minister van Oorlog de G a sem b r o o t
van 21 October 1861 n°. 34 B is bepaald, dat voor door erfge-
namen ingeleverde gouden medailles (mits ongeschonden) en in
goeden staat zijnde, zoodat die gevoegelijk door een ander mili-
tair kän worden gedragen, f 25 kan worden uitbetaald.
Zie nog Kon. Besluit van 12 Mei 1863 n“. 183 over overlijden enz.
I. 14