-j- 256. 1825. 21 Mei.
Als bo ve n door de Br o e d e r s c h a p der
Vrijmetselaren aan Z. K. H. Primf Fre d er ik , hunnen
Gr o o tme e s t e r na t io na a l aan geboden..
Voorzijde: De Vrijmetselarij bij een brandend altaar als eene
staande vrouw in antieke kleeding met driehoekig diadeem-,
waarop de letter G en waarom een sluier, omstraald door
van haar hoofd uitgaande stralen. Zij houdt in de opgeheven
rechterhand een acaciatak. Met hare linkerhand houdt zij twee
rozenkransen boven twee nevens elkander staande Schilden,
waarop een
F .(r ed er ik ) en L .(ouiea).
Zij staat op een voetstuk met drie trappen. Daarop liggen op
de onderste trede een rol, troffel, passer, winkelhaak, steen-
houwershamer en maatstok. Links daarvan een zuil met een
J. Aan den voet daarvan een acacia en rots. Rechts een zuil
met B. Aan den voet daarvan een rozenstruik, een cubussteen
overschaduwende. Boven het beeid in maconnieke karakters
de latijnsche woorden:
ORNAT ET ÄUGET (Zij v e r s ie r t en ver meerdert).
In de afenede: b r a em t f e c it .
Keerzijde: Een stralen verspreidende driehoek, waarin een
G. (GRAND ORIENT).
Omschrift volgens P. S midt van Gelder. Gat. I, n°. 4280 in
maconnieke karakters de volgende Latijnsche woorden:
IN MEMORIAM AUGUSTISSIMARUM NUPTIARUM
FRATRUM LIBERE AC FIDELISSILENTII LEGE OPE-
RANTIUM FLORENTISSIMA-IN BELGIO SOCIETAS.
H et in .de Ne d e r l a n d e n bl o e i e n d e
Vrijmets ela ar s-G eno ot sc ha p (of het genoot-
-. s c h a p vo lgens zijn w et vrij en g e t r o uw in he t
geheim werken de) te r g e d a c h t e n i s van
h e t d o o r lu c h ti g e huwelijk.
1
i!
H