242
zittende vrouw, met de muurkroon op het hoofd en met eene
gothische B.(rugge) op de borst. Met de uitgestrekte rechter-
hand reikt zij een lauwerkrans uit, terwijl haar linkerhand
op het wapenschild ') van Brugge leunt.
Keerzijde: Een olijvenloofkrans. Veld open.
In de afsnede: f . d e h o n d t f .( e c it ).
Guioth, Revue 1848, p. 117 n°. 163. G. P. Serrure, Revue
1847, p. 100 n°. 6: „Pour la province de la Flandre occidentale“.
Gr. 29. Brons.
302. 1828.
B e lo o n in g sp e n n in g van de s ta d Luik.
Voorzijde : Boven in het veld van den penning een eikenloofkrans
en daaronder A. (ter invulling); overigens ledig.
Omschrift : LA VILLE DE LIÈGE.
Keerzijde. In het veld: TRAIT DE COURAGE ET DE DEVOUEMENT.
Guioth, Revue 1848, p. 117 n°. 159, volgens dezen gesneden
door L. Jéhotte, père.
303. 1828.
P re se n tie - of b ew ijsp en n in g en van G ent bÿ b rand .
a). Voorzijde: STAD GEND
Keerzijde : BRANDMEESTER,
Diam. 35 mM. Zilver met oog.
b). Voorzijde: STAD GEND.
Keerzijde: BRAND BLUSSCHER.
Diam. 35 mM. met oog.
Volgens Guioth, Revue 1853, p. 205 n°. 32—33, beide door
Braemt gesneden zijnde b), ook opgenomen in Revue 1848,
*) Fascées d’argent et de gueules, au lion d’azur couronné d’or, armé et
lampassé de gueules.