■
H. H o ffm a n n , hoogleeraar te Breslau, ontving dezen penning
wegens de uitgave van zijne „Horae Belgicae“.
v. d . C h y s I, blz. 889 n°. 377. Alg. K. enL. bode 1836, II, n°. 40,
2 Sept., blz. 145, wegens twee door hem aangeboden belang-
rijke werken betreffende de oude Nederduitsche Letterkunde.
De medaille had eene waarde van 25 dukaten.
528. 1837.
E e re p rijs van h e t G en o o tsch ap van
N ijv erh eid te O n d erd en d am .
Voorzijde. Omschrift:
LANDBOUW, KUiNST EN KOOPHANDEL
MDCCCXXXVII.
In het veld: De 1 a n d b o u w , als vrouw voorgesteld, herken-
baar aan de koornaren, gevlochten in hare loshangende hären,
staande met den ornhoog geheven fakkel der Verlichting in
hare rechterhand en met een bosje koornaren in de linkerhand
, te midden van vele werktuigen en voorwerpen, t. w.
een anker, drukpers, ploeg, passer en winkelhaak, kisten, enz.
aan hare linkerhand.
Aan hare rechterhand staan een globe, vat, koornschoof, bijen-
korf en rolwagen.
Beneden haar: een versierde herdersstaf, schop, hark, zeissen
en hoorn des overvloeds. Op den achtergrond de zee met een
driemaster en een visschersschuit.
Bij hare voeten leest men: b . w o l f f .
Keerzijde: Een krans van eiken- en olijvenloof.
Omschrift: EEREPRIJS VAN HET GENOOTSCHAP
VAN NIJVERHEID TE ONDERDENDAM
P R O V .(in c ie ) GRONINGEN.
Zilver. Groot 46. (Zeldzaam.)