Utrecht bij J. A l t h e e r 1836, 44 bladz. (In de Vriend des Vader-
lands V, 1836, blz. 736—741 en 808—873 beoordeeld door L.).
523. 1836.
De n ieu w e U tre c h ts c h e e e re p e n n in g ,
u it te r e iken bij de p rom o tie m et de kap.
Voorzijde: te vergelijken met de dergelijke penningen, afgebeeld
en beschreven door v a n L o o n in zijn Nederl. historiepenningen
II, blz. 235(2), doch deze nieuwe, bij gelegenheid van het tweede
eeuwfeest gesneden penning heeft een oogaanhangsel. Andere
verschillen zijn : dat de met kleine muts gedekte en rijzige
Doctor niet rechts maar links half omziet ; dat het hemellicht
de drie engeltjes onmiddellijk uit den rand van den penning
bestraalt, dat deze engeltjes op de wolken rüsten, de krans
kleiner is, hunne houding en het dragen der palmtakken anders,
enz.
Omschrift: als bij van L oon I , blz. 2 3 5 (1 e n 2).
Keerzijde: te vergelijken voornamelijk met van L o on II, blz. 235(2)
Kz., doch het engeltje ligt hier op de wolken en het hemellicht
komt uit den buitensten rand; ook heeft het compartiment
een sierlijker rand. Revue 1882, pl. XIV, D p. 349.
Vergelijk Mr. J. D ir k s , Repertorium n°. 973—976 in Navor-
scher 1880, XXX, blz. 596—597.
Goud. Br. zonder aanhängsel, gr. 29.
Zie de Verklaring der plegtigheden, welke plaats hebben bij
de promotie More majorum op blz. 23 - -31 van de Algemeene
feestwijzer voor het tweede eeuwfeest der Utrechtsche Hooge-
school. Utrecht L . E. B o s c h , 1836 8°.
De gouden penning wordt aan een rood en zilveren' koord
(Utrechtsche wapenkleuren) omgehangen en is met het omschrift :