209. (1822) (?)
Nieuwe p r i j s p e n n in g van h et Ba t a a fs c h e
Ge n o o t s c h a p voor P r o e f o n d e r v i n d e l i j k e Wijs-
b e g e e r t e te R o t t e r d am , op ge ri ch t in 1770.
Guioth plaatst op 1822 onder n°. 93 Revue 1848, p. 104 den
boven omschreven penning, waarvan de beschrijving in het
Vervolg op van L oon n°. 451, blz. 40 is gegeven, zijnde de
penning door G. van Moelingen in 1770 gesneden en niet in 1822,
zooals G uioth meent.
Er bestaat nog een andere van J. G. H oltzey , onder n°. 452
t. a. p. beschreven.
Met den eersten komt een derde door J. P. MENGERin 18..?
gesneden, veel overeen, doch met dit verschil:
Voorzijde: De On de r v i n d i n g is minder los gekleed. Zij ziet links
ter zijde. Om hären (iets van haar af) rechtop geplaatsten staf
kronkelt het lint in kleinere bochten. Het wapen van Rotterdam
op het altaar is veel kleiner, doch het altaar zelfveelhooger.
De afsnede is rechtlijnig als op n°. 452. Daarin leest men:
S IG .(illum) SO C IE T .(atis) PH IL O S .(ophiae) E X P E R IM .(enta lis)
BAT.(avae) ROTEROD. (ami) .
Rechts (in het veld): J. P. MENGER.
Keerzijde: Lauwerkrans en V, geen U in ARTIBVS ACQVISITA
GLORIA.
Brons groot 38.
210. 1823. ¿ . f
T e r e e r e van Dr. E dwa r d J e n n e r ,
o v e r l e d e n den 26 J a n u a r i 1 8 2 3 ‘) te Ber k el ey in
het Graafsc ha p GlocesLer, oud 73 jaren.
Fraaie groote gedenkpenning op kosten van H. W esthoff Jr .
door A. B emme vervaardigd.
’) De dood van E dw a r d J e n n e r , door G. W. H u fela n d (Journal der pract
Heilkunde 1 8 2 3 , H I). Medegedeeld door F. S. A l ex a n d er M. Dr. in de Vad. Lett.