prijsvragen over godgeleerde en wetenschappelijke onderwerpen
uitgeschreven worden en eerepenningen (bij Kon. Besl. van 8
Maart 1836 n°. 23) daarvoor uitgeloofd, waarnaar echter niemand
dan de op het Seminarium studerende zullen kunnen
mede werken.
Art. 9. De eerepenningen kunnen zijn van zilver of brons.
Dezelve worden aan de prijswinners toegewezen door de hoofd-
commissie tot de zaken der Israeliten op het berigt van regenten
en hun vervolgens door regenten plegtig uitgereikt.
Ü
517. 1836.
Medaille voor de oprichters der Loge U ltra je c tin a 1).
Vermeld bij N oordziek, blz. 5 n°. 29. Zilver. «¿¿¿-
518. 1836. 4 Mei.
G ouden b ru ilo ft van G. van H ouw eninge
en S. Kuyck.
Voorzijde: De wapens der echtelingen 2) onder één heim en één
helmdeken, waaruit twee vischjes ontspringen.
Omschrift :
WAARDE KINDREN NEEMT DIT GESCHENK
VAN DEZEN PENNING EN GEDENK
DAT TIWER OUDEREN TR0UW VERBOND
OP HEDEN 60 JAREN STOND.
*) Opgericht in 1830. B o u r ic ic s , Historisch bouwstuk over het 25jarig
bestaan der Loge Ultrajectina. Utrecht 1856.
*) Mannelijk wapen: Gedeeld schild (heraldisch), rechts van lazuur met
een baar van zilver, links van keel met twee omhoogschietende vischjes
van goud.
Vrouwelijk wapen: van zilver met drie fasen van keel, op ieder van
welken drie of twee kuikentjes (rechts gewend)