den 4 Febr. 1832 ontbloot. Zie Alg. Konst- en Letterbode 1832,
I, blz. 98—102. Bijschrift onder de Afbeelding van Mr. W. Bil-
derdijk door E. L. Glinderman , aid. I , blz. 115.
Portretten van Mr. W. B il d e r d ijk , Alg. K. en L. bode 1849,
I, bl. 326—328 door G. L amberts, en II, bl. 179—185 door
J. T. B odel N yenhuis.
- f 453. 1832. 10 Januari.
p tsJf Tw e eh on der dj a ri g b e s t a a n van h e t
At h e n a e um te Ams te r d am.
Voorzijde: Minerva’s beeid gehelmd, geharnast en met de uil
nevens haar geplaatst op een voetstuk, waarop het slangen-
rond is gebeiteld. Rechts van het standbeeid een rookend
- wierookvat, welks midden-standaard uit een door een slang om-
kronkelde staaf bestaat. De Amsterdamsche stedemaagd is ge-
tooid met een muurkroon. De achter haar geplaatste zetel prijkt
met het wapen van Amsterdam en een opgaande zon op de
yoor- en met een lauwerkrans op de achterzijde. Zij heeft dien
verlaten en slaat hären rechterarm om het beeid,
ln de afsnede: D.(ie) X JANUA.(rii)
MDCCCXXXII.
Boven de voorstelling leest men:
HANC NON BIMITTAM.
Deze zal ik n i e t van mij l a t e n gaan.
Links in het veld: v a n d e r k e l l e n f .(e c it ).
Keerzijde. Als om- en opschrift:
& ILLVSTRIS AMSTELODAMENSIVM ATHAENAEI
CELEBRATA—SAECVLARIA—ALTERA—VOTA—TERTIA.
H et twe e d e e euwfe e st van het
Ams te r d ams c h e At h e n a e um (of der Do o r lu c h ti g e
School) en der bede voor het
de rd e gevierd.