i sin
4* 259. 1825—1855?
N ieuw e b e lo o n in g sp e n n in g e n v an de
M a atsch ap p ij to t re d d in g van D re n k e lin g e n ,
o p g e ric h t in 1 767.
De oude penning dier Maatschappij, geteekend op de voor-
zijde: I. G. HOLTZHEY FEC, is afgebeeld en beschreven in het
Vervolg op van L oon V, pi. XXXVI n°. 899, biz. 441 L), komt
op dit jaar 1825 en volgende jaren tot 1855? voor met een
andere gestempelde naam of liever firma.
In den Gat. B om (Juni 1873, biz. 201) komen toch voor:
N°. 4744. Prijspenning van de Maatschappij tot redding van
Drenkelingen te Amsterdam. Twee stuks, één in 1784 en één
in 1816 gegeven, door J. G. H oltzhey gesneden, doch dan volgt:
4475. Als voren: DOOR V. D. GÖEN & KLOUZING, 3 stuks,
een in 1825, een in 1836, een in 1846 gegeven, allen in den
Stempel van de Kz. in den krans verschillend.
De heer L. H . E berson , Architect en chef van Z. M. den Koning,
te Arnhem, die mij daarop opmerkzaam maakte, bezit er een
in goud, met het gegraveerde opschrift: H. HOUTKOPER MERUIT
AMSTELODAMI MDCCCXXXVIII. De krans daarop verschilt ook
met dien op den penning van J. G. H oltzhey en op de voorzijde
staat duidelijk met verheven letters:
V. D. GOEN & KLOUZING.
B om t. a. p . heeft n°. 4746. „In 1855 gegeven. zonder naam
van den graveur. Z. 12 en n°. 4747 desgelijks in brons.“
4748. Door v. d . Goen & K lohzing. Brons.
*) Verg. Konst- en Letterbode 1848, n°. 23, biz. 360 en over de oprich-
ting J. H a r t o g , De Spectatoriale Gescbriften, biz. 328—333, die de oprich-
ting niet op 6 Aug. 1767, maar op 24 Aug. 1767 plaatst.