16
Hulde aan den Graaf G. K. van H ogendorp , Lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, door R. in Vad. Lett., 1819, II,
blz. 433—434).
4. 1813. 17 ‘November.
E e r e p e n n i n g der Haagsche Vrijwilligers
bij het b e g in der S t a a t s-Omwe n te l in g n a a r
Wo e r d e n u i tg e tr o k k e n .
Wij Willem, enz.
Op liet adres van den Luitenant-Generaal Graaf L. van L imburg
S tirum van 8 dezer, houdende verzoek om permissie tot het
dragen van een gedenkpenning, welke door de districts-kommissie
tot aanmoediging van de gewapende dienst in de Nederlanden,
gevestigd te ’s Gravenhage, zal worden uitgedeeld aan elk der-
genen, welke op 17 November 1813 de herleving van de Neder-
landsche vrijheid gewapenderhand hebben helpen bevorderen.
Hebben goedgevonden en verstaan, het voormeld verzoek in
te willigen en mitsdien aan diegene, welke met bovengemelde
gedenkpenning zullen worden vereerd, te permitteren het dragen
van de penning, hangende aan een geel lint, met twee zwarte
strepen, onder de uitdrukkelijke bepaling van altijd de penning
met het lint, en nimmer het lint zonder de penning te
dragen.
’s Gravenhage 11 November 1817.
’s Gravenhage 11 Februarij 1818. De districtscommissaris tot
aanmoediging van de gewapende dienst in de Nederlanden gevestigd
te ’s Gravenhage, ontvangen hebbende eene aanschrijving
van Zijne Excellence den Minister, Kanselier der orde van den
Nederlandschen leeuw, brengt ter kennis van elk, die het aan-
gaat, dat Z. M. de Koning, bij besluit, van 12 Januarij 1818
n°. 49 heeft bepaald, dat het een ieder, welke tot het dragen