SlSYNRICHIVM ALTHIOPICVM MAIV5 I^ATIFOIIVM, IX O R IB V S IXNEIS FVRPVREIS S
SlSYNRICHIVM ÄfTHIOPICVM MAIVS
ANGVSXIFOUVM, ÍIX)MBV5 AXJ3IS - G A P. XLII.
SlSYNBICmVM J^TmopiCVMjtJ
LATIFOIJVM,^FIX)BEHEXAPEIALO.iì
SISYNRICHIUM jE T H IÓ P I C ÜM
MAJUS LATI-FOLIUM FLORI-
BUS ALBIS, HEXA PETALIS, LI-
NEIS PURPUREIS STRIATIS.
R Adite eíl bulbosa , fubftantiá compaña
& carnosa, Croci effigie j folia
emittente gramínea , fesquipalmaria , fe-
munciam lata, inter quas caulis exíilrgit ár-
tículatus, teres, longitudine pedettí lupe-
rans, è clijus articulis binaac binaexeunt
Folia ex adverfo fita i articulumque quafi
ampleñentia.
Fiores Inodori è íumnio caule exeiinles &
finguli ,fingulárifuo pedículo fulti, Menfe
Majo fefe proferuntj qui per aliquot dies
fuperilites manent , funtque hexapetali,
Narciffi Orientali* magnitudine : Horum
pétala mucronata ; intus candida , extus
ftriis fuavè purpuralcentibus notata : A flo-
rum cavo aliquot fluunt (lamina, fucceden-
tibus capfulis feminalibus triqUetris, in qui-
bus femina rotunda , glabra j rufa.
Radicibus Hottentolti in cibo delectäri-
tun
C A P
SISYNRICHIUM & T H I O P I C U M
MAJUS ANGUSTI-FOLIUM
FLORIBUS ALBIS.
P Recedenti quidem fimile hoc Sifytì-
richiiim, flos autem minor, ut & radix.
Foliis gaudet angviitis, gramineis, inter
qua caulis cmergit glaber, teres, foliis pri-
GROOT ÈRÈEDBLADErÌG MORÉ-
Lands s i s y n r ic h iu m meé
W1T T È SES-BÉADERIGE EÑ
RURPUR-GESTREEPTE
BLOEMEN.
De wertet v.an dii gewas is een Mi'gì
ken , vaft en vleßg van jubftantw,
in gedadnt e die van de Saßraan niet enge/
j k ; uyt de f i kotnen grasach tige bladeren
voort, een en een halve hand-breed langt,
een halve duym breed ; tußchen dewelke
een rond-lange bloem-fteng voord komt,
méer als eene nióet lang zijnde ; die in le-
den verdeeld is uyt dewelke eenige bladeren
twe aan twe dviers over den anderen
ftaande, haar op doen, iäaar van de leden
als omyangen Worden. .
, Defeharèrèukloofie bloeinen komen een-
Jaam te voorfichijn, uyt het opperfte der
blöem-fteng, en dai in de Maand van ¿Mayt
Jleunende ider op een byfonder , en kleen
fteeltjen ; defe blyven eenige dagen in wefern,
fijnde fes-bladerig, en in groóte met die van
de Orientaalfihe Narcijjus overeen körnende
, hare bhem-bladeren fijn puntig , van
binnen w it, van buyten met purpureflreperi
getekend: Uyt het midden defir bloemen kämen
èenige bloem-draden ((lamina) voord\
ivaar na drie-hoekige zaad-huysken volgeni
önthoiidende in haar rónde, gladde j en rojfe
taden.
De Hottentotten eeten de f i wortelenfiet
gcerne'-.
XLIIÍ.
GROOT SMAL-BLaDERIG JIORÈ-
LAÑDS SISYNRICHIUM, MET
WITTE B LOE ME Nt
DIt Sißnrichium is hei vöorgaande viel
getijk i edog de bloem, en Ook de wor-
tel, iskleender:
Het heeft finalle, gras-viyfi bladeren *
tuffchen dewelke ßg een bladerloofe bloem•
S s vus t