IB L A T T A R I a \ C E I L A N I C A
( I I )
C A P . VI.
B LATTARI A CEYLANICA
FLORE AMPLO, COCCINEO.
Cai. Hort. Med. Amfl.
H M c Plahtà Belgieè non ìnepte voca-
tur Mottekruyd van Ceylon , mét
groote Scbaarlake-verwige Bloemen.
Plantis accenfetur bicapfularibus.
Radix el alba , multis fibris capiliatà,
graveolens.
Caulis angulofus, duos circiter pedes
altus, circa imurn ratnòfus.
Folia, ad caules inordinatè diipofita,
atrovircntia , longa , acuminata , conge-
nerum Blattariarum foliis iìmilia , angu-
fìiora tamen , breviora , ferrata , & ad
bafin profonde feda : Circa foliorum
axillas duo utplurimum foliola emergunn
Singuli Flores , in fomitio càule intét
folia prodeuntes, pediculo innituntur lon-
giori, funtquepentapetali, inodori| quorum
petala ad ungues connata, inter qua:
(lamina quina concoloria emicant.
Ubi vafculà feminalia perianthio tefia
incrementum fumùnt & tumefiunt, deci»
dunt flores.
Vafculis fcminalibus per maturitatem
dehifcentibus effonditur ièmen fòbrotun-
dum, fufcum ,-cufpidc exiguo prominulo
donatum.
Propter florum amaenitatem è Blattariarum
familia prerogativa™ tulit ifthaec,
quantumvis .manibus trita gravem fpiret
odorem.
Prodii t nobis femine à Nauclero quodam
allato, Anno M DC LXXXV . fob no-
CÈYLONS M 0 T T É K É Ü Y D , MET
GRO OTE EN SCHAARLAKE-
VERWIGÈ BLOEMEN.
Dlt GeW'as eit Werd tiiei ongevoeg/ijk
Mottekruyd van Gey Ion, met groote
Schaarlahe-verwige Bloemen, gebeten.
Het Word ge fteId onder die Gew affen,
Weihers Zaadhuyskens dubbelt zijn.
Het beeft een wortel, diewit enjwaar-
riehend is, waar Uit veele zatielingeti voort-
komen.
De Blöetii-fteng k hoekig, ötitrend iwt
voeteti boog, en van onderengetakt.
De bladeten fijn lang, Jpits toelopend,
en fender ordre aan de Jleelen gebegt, don-
kergroen van coulettr, de medefoorten van
Mottekruy cls-bladeren gelijkende, hoewel
femalder, harter, gefehaart, en aan bare,
grond diep gefheden: Ontrend de oxelen der
bladeren doen haar meeß twe kleene blader-
kens op.
Ider Bloetn kamt voort uit een lang
bloemßeeltje, en dat uit bet opperße des ■
ftengs; dejelve fijn reukloos , en uit v y f
bladeren, die aan de bloem-nageltjens ver-
eenigt ztjn, tefamen ge fields tuffcben defe
bebben bare plaatfeen v y f bloem-draden,
eencoulettrig met de Bloem.
Wanneer de Zaadhuyskens, met bare
blöem-kokertjens gedekt iijnde, komen te
fwellen en groier te Werden, fioo vollen de
Bloemen af.
Defe Zaadhuyskens, Wegens bare rypig-
beid opengaande $ feo ftorten Jy een kleen
bruyn rondagiig zaad uit, V welk een kleen
uitpuilend puntjen beeft.
Hoewel defe Plante fewaar vanreuk is;
feo iß evenwet datfee wegens de cierlijkheid
barer Bloemen V voorregt beeft, en onder
alte ßorten van Mottekruyd uitmunt.
Wy bebben het uit Zaad opgekregen,
V welk ons door een fieker Schipper mede
F mine