C A P. CIV.
CORALÂ ” ¿ IGNUW C O R A A L - H O U T .
s E u
ERYTHROXYLUM A M E R I C A -
NUM, GLY ZYR RH IZÆ FOLIO,
FLORIBUS EX L U T E O E T
RUBRO V A RIEGA TIS , SILIQUA
LATISSIMA.
HUjus arboris Lignum , Corallinum
Lignum vulgo dicitur, à duritie & colore
intrinfeco, qui faturè rubicundus eft.
Radicefundaturlignea, intus alba.
Caudex'cortice rufo amiclus, tres pedes
altus , femunciam craifus ("nempe ift-
hac arbufcula, qua tres ante annos Temine
nobis nata,) fuperiore parte ramofus.
Folia ramofa in longo pedículo utrinque
fita, particularia autem foliola, contrariis
femper inter fé petiolis breviffimis nume-
roque paria, coharent, fefcunciam non-
nunquam quoque duas uncías longa , in
mucronem deiìnentia, per ambitum integra
, ottona, vel dena ad unam coftam,
fupernè faturatiore , inferné dilutiore vi-
riditate perfufa, fapore fubdulci.
Flores Breynio referente ex luteo & rubro
variegati Prod. i.fol.53.
Siliqua compreifa, è pediculis longiu-
fculispendentes, quatuordigitos tranfver-
fos longa, plus quàm unciam lata : fili-
quarum valva tenues, plana, qua exficcata
, colorem grifeum induunt.
Singula femina in feparatis cellulis locata,
rotunda, plana, dura, mucrone exiguo
pradita, colore extus dilutè fpadiceo,
ìntus fubfiantià alba, infipidà, repleta.
HËt hottt van defi Boom y>erdin’tgfa
meen Coraal-hout gebeten, megenS
des ß lfs hardigheid çy inwendige cmfeyrr \
dewe/ke hoog rood is.
Het heeft een houtagtige mortel, die
Van binnen mit.is.
De flamme met een rojje fihorffe beUeet
zijnde , is in onfen Hof ( almaar het nu
drie jfaar geleden, gefayt is) drie voeten
hoog opgefihoten , en een halve duym dik
zijnde,_ is defelye van boven in takken ver- ,
deeld.
De lange en geiahte bladeren ftaanme-
derfijts over malkanderen, maar de parti-
culiere bladerhens, aan feer körte voetjens
vaft fittende , flaan tme aan tvie dmers
over den anderen, anderhalve 00k meltme
duym lang zijnde, defelve jijnpmtig, on-
geßhawt, maar van datier agt, 00k mel
tien aan eene gemeene ribbe gehegt zijn,
van boven donker, van anderen ligt-groen ,
, en zoetagtigvan fmaah.
De bloemen fijngeel enroodgernarmert,
volgens de ondervindinge en befchrijvinge
van de Hr.facobus Breyne, Prod.2. fol.5 3.
De peulen, die na de bloemen volgen,
ßjn plat, nedermaarts hangende aan lang-
agtigefleeltjens, vier vingerenbreetlang,
ruym eenvinger breet ; defe fchellen fijn
dun , plat , en gedroogt zijnde , graum
van couleur.
Iderzaadje deferpeulen is gelegenin een
apart ce liehen,'tfelve is rond, plat, hàrd,
hebbende aan Jjj uyterfte een kleen puntje,
van buyten ligt caflanie bruyn , van binnen
mit en fmaaheloos.
F f f f f Ori