S e b e s t e n a d o m e s t i
C A P . LXXII.
S E B E S T E N A D O M E S T I C A
Bauh. ‘Pin.
, S E D
M Y X A Dad.
A Nno M DC Lxxxiv ex oífibus ali-
qu°c fructuum Myxo feu Sebeftenæ
folo mandatis , arbufculæ tres nobis prognato
funt.
Folia feminalia alFabrè corrugata & complicata
, poftea fenfim dilatata & expanfa,
mufcàrium , quô mulieres radios îolares
avertunt tempore æftivo, repræfentabant.
Ho arbufculæ fextô à fatione anno in
quadtipedalem proceri tatem accreverunt.
Caudex eft pollicem craffus , corticc
fcabçô fufcò , ftriatò amictus, qui in ramos
brachiatyr , foliis inordinatis , pediculis
longioribus fultis veftitos ; funt autçm hæc
folia oblongo-rotunda, Alni foliorum æ*
mula, mucronata, iis tamen crâifiora &
hyeme decidua, nonnihil rugofa, margine
inæqualiter ferrata , lupernè faturè viridia
, inferné dilutiore virore periufa.
' Flores hæ arbufcùlæ protuletunt Atino
M DC Lxxxvi i , (qui annus fuit, poft fa-
tionem tettius,) ut & Anno M DC xct
Menfe Martio , pentapetalos , pediculis
brevioribus fultos, ramulorum cimis infidentes,
latè fatis difperfos , albicantes,
fuavè olentes : è quorum medio, loco fìa-
minum, alii minores floiculi provenire vi-
debantur : tertio die expanfionis flosculi
in terram procidebant , fimul cum fuis
fructuum rudimentis, quibus infidebant,
& fic ob coli inclementiam , ulterioris in*
dagationis via nobis fuit reclufa.
Ramum hujus pianto in ufiiiti & fatis*
facilone m Botanophilorum ad vivum delineari
curavi, utpotè minus cognito, quan*
T A M M E S E B E S T E
BOOM.
T 77/ eenige Sebefte St eenen, die ik in
V jfaar 1684 gejfayt hadde ■, fijndrie
boomtjens voortgekomen,
-Als de bladeren voor den dag komen,
fijn defielve aardig geployt , madr nader-
hünd haar uytjpreydende , gelijken fy een
toayer, die de vrouvlen in de ferner gebruy-
ken.H
et Hier dejaar na de Jayinge, kr egen ß
de hoogte van vier voeten.
De flamme , een duym dik, en van een
rowtoe bmyne en gefireepte fchorffe om-
Vangen fijnde , is in takken verdeeld,
in verfien van onordentlijk fl a an de bladeren
, dewelke langhachtig-rond z jn ,
en die van de Elfe-boom niet qualijk en gelijken
, hoevielß dikker zijn; defe bladeren
fijnpüntig , eenigflnts roww, aan de
kanten ongelijk gefehaart, van bovendon-
ker-groen, van onderen ligt-groen, en val-
len des winters af.
Defeboomtjenshebbengebloeit in V ‘Jaar
1687, fijnde bet der de jaar na de fayinge,
als mede in V Jaa r 1691 in de Maand van
M aart; defe bloemtjens fijn vijfbladerig,
mit , lieflijk van reuk , breedagtig ver-
jjpreid aan’topperfte der takken, en flennen
op körte fleelijens: uyt het midden defer
bloemkensfeheenenjnplaaisvan bloem-dra-
den, andere bloemkens te willen voortkomen-,
den der den dag na het ontflnyten der bloe-
men, vielen de defelve a f, te gelijkmet de
beginfeien der vrugten, waar opfy ge feien
Waren, enalfe wiertons, döor degeftreng-
heidvan'tweer, deverdere onderjbekinge
benomen.
1k heb een tak van dit ge Was na V leven
doen aftekenen tot voldoeninge van de lief-
hebbers der gewajjen, als fijnde tot nogtoe
X x x tum