( ' S ? )
C A P . LXXXVII.
EVONYMUS VIRGINIANA RIBESII
FOLIO, CAPSULIS ELEGANT
E R BULLATIS.
HAnc Arbufculam, quse facile Hortis
noftris afluefcit, nomine Ribejìr-fo-
li<eVirginian<e, acceptam referoNobiliflì-
mo Viro, D°. Henrico Compton, Epifco-
po Londinenfi meritiffimo , Botanologo
fummo.
Hanc in Horto Medico aliquot annis a-
luimus, floruitque Anno reparatae falutis
M DC xcr exeunte Menfc Majo , fructuf-
que confpeximus Menfe infequente junio.
Radice eft lignosa, repente. & fibrosa,
è qua numerofos emittitcauliculosligneos,
teretes , parum craffos , amaneantes, bi-
cubitales, aut etiam proceriores, cortice
cinereo obdiictos : Rami júniores, nonni-
hil angulares , hilari viriditate perfufi, ali-
quali rubedine permixti.
Folia hyeme decidua , longis pediculis
fulta, incondita , finuata, angulofa, profundé
ferrata, Ribelli foliis haud diffimi-
lia, adversa parte hilariore virote prsedi-
ta , aversi vero dilutius virentia, fapore
filbamaro, cum aliquali adftriitione.
Rami faftigianturin flores, umbellatim
difpofitos, quos fuftinent pedicelli longio-
res & tenuiores : flores pentapetali, albi-
cantes, rubidinc non omninò carentes.
Stamina nivea , apicibus purpuréis dita-
ta, ftylum circumftant.
Singulis floribus prseteritis , perficiun-
tur vafeula feminalia quaterna aut quina,
bullata, parte inferiore conjuncta, cufpi-
data, perianthiis tetraphyllis infidentia.
T A P EN -H O U T VAN VIRGINIE
MET ^4A L B E S IE -B L ADEREN t
EN CIERLYKE OPGEBLASE
Z A A T H U Y S K E N S .
T 'V * Boomt je , ’t melk in onfe Hoven
JL^Jm el groeien en bloeien w il, isonstoegefinden
met de name van Virginiaanfche
plante met Aalbefie-bladeren, en dat van
den Wel-Ed. Eermaardigen Heer Henrik
Compton, BiJJchop tot Landen, groot lief-
hebber der gemäßen.
_ Wyhebben het eenige agter een volgende
jaren in onfe Medicijn-tuyn gequeekt, en
ßeeft gebloeyt in yt jfaar 1691 , in’t uyt-
giian van Mayf , toaar na in funio de wagten
quamen te volgen.'
De morteljs houtagtig, vefelrijk-, 00k
voartlopend ,'bvaar uyt veele ronde rijskens
voortkomen > dewelke haar, van eengrau-
weßchorßeomvangenzijnde, tme elleboogs
hoogte, ooküielhooger nyt d'aarde verhef-
fen : Dejonge zijd-takjens fejn eenighfints
h'Oekig, Ply- groen van verwe, ver feit met
eenige rojfigheyt.
De bladeren ßaanßnder ordre op lange
voetjens, en vollen des minters a f, defelve
ßjn ingefiieden en hoekig, 00k diep'gefihaart,
Ae Aalbeße-bladeren niet ongelijk , bly-
groen van verme, aan de onderße zijde ligt-
ter-groenpitt eragtig van fmaak-, met eenige
tfamentrekkinge. verßelt.
Aan het uyterfte der zijde takxkens kamen
de bloemen voort, maijer-mijs (umbellatim)
in de ronte gerangeert, en dat op
lange voetjens defelve beftaan uyt v ijf
bloem-bladeren (petala) mit van verv)e,met
eenige rodigheytvermengt.
De bloem-draden (ftamina) zijn fiieeu-
viit, met purpere topjes verßen , ftaande
rontom een roodßijltje (ftylus.)
. Na dat de bloemen vergaan zijn, volgen
vier 00k mel vijfhoekige bolle, en als opge-
blafenßits-toelopende zaadhuyskens, verßen
van eenkelkje, ’twelkvierbladigis.
Nnn n Ex