C A P .
JASMINUM AZORICUM TR I FOL
I A . TUM, F L O R E A L BO
O D O R A T I S S IM O .
HOc Jafminum peregrinum, perpetua
fronde virens, radice conftat alba,
multis fibris capillata.
Caudex articulatus, cortice grifeo in-
tefius, in vatios difpefcitur ramulos tenues
, longos, & molles.
Folia in geniculis terna è communi pedículo
longo prodeuntia, ac è lata baíi
in mucronem definentia, obícuto virore
nitent, Jafmini Indici flavi odoratifíimi
Ferrarii latiora, iis tamen rotunditate ac
rigiditate cedentia.
Flores è viminum cimis prodeuntes,
pediculis longis fulti, colorís funt candidi
, odoris íuaviffimi, pentapetali ut &
tetrapetali, qui integri decidunt : Horum
pétala vulgaris Jafmini petalis funt
productiora & latiora, inter qux promi-
net ftyli capitulum.
Floret Menfe Augufto, fructus vero’
nunquam videre mihi contigit.
Soboles eft infularum Azores di&arum,
indeque adveöam primus pofledi : Solem
auramquc calidiorem amat, folumque
irriguum.
O B S E R V A T IO N E S .
Anno reparata: ialutis M D C X C III meniè Decembri,
Jaiminum hoc rariifimum, fruéfcu onuftufn, of-
jfcndimus in excultiflìmo & exoticarum plantarum di-
tiflìmo Horto Beaumontiano, qui oblongo-rotundus
Sc viridis, Lauri Baccis magnitudine non cedens, an-
tequam maturitatem fuerat adeptus, decidit.
LXXXII.
DRIE-BLADERIGE <AZO RISC HE
JASMYN, ¿MET WITT E EN
SEER STERK-RIEKENDE
B LO EM E N .
DEß vreemde foorte van ßfaßnyn,
flaat altoos groen , en kamt uyt een
•witte zazelrijke wortel voort.
De flamme in leden verdeeld, en met
een grauweJcborfle omvangen zijnde, wert
in verfcheyde dünne, lange, en zagte tuk-
ken verdeeld.
De bladeren kamen drie by een tiit de
knietjens voort, flennende op een lang en
gemeenvöetjen,defelvefijnbreet aanhaat
grond, en lopen Jfcherp töe , van couleur
donker-groen, blinkend, breeder als die
van de Indiaanfihe geele welriekende ‘Jaß-
mijn van Ferrarius, edog niet feo rond,
mg ook [oo ft ijf
De bloemen , uyt het opperfte der rjs*
kens o f takxkens voortkomende, ßjn
gloeijend-wit van couleur, ruft ende op lan-
ge voetjens ; ook fijnfe vijfbladerig , ook
welvierbladerigfleer lieflijkvanreuk; defet-
ve vergaande vollen niet ßukwijs, maar ge-
heelaf; hare bloem-bladeren ßjn langer en
breeder, als die van de gemeene Jafm ijn,
tujfchen dewelke het hooftje des bloem-flijls
uytfteekt.
Het bloeyt wel in cAuguflo , maar de
vrugten heb ik noyt geßen.
Het is afkomflig uyt de Vlaamfche E ilanden
, van waar ik het aldereerft gekre-
gen heb; en vereyfl tot des Jelfs voorttee-
lingeheetefonne, en vogtigeaarde.
iA A N T E I L E N IN GEN.
Defe feer rare fafinin hebben w j in it Jaar 16 9 3 , in de
tnaand van December , vol Vrugten gevonden, in den feer
rijken, en welgeoejfende Beaumontfchen H o f: defe vrugten
waren langwerpig-rond , groen , en in groote die van de
Laurier-beßen geenßnts wijkßnde, en ßjn eyndeling afgeval*
len , voor datfe ten vollen rijp wierden.
Hh h h Flo