A r b o ï b a -Cc h t c r a . I n d ic a , r o m s s p xÆ a n n s î fT rH v s , i x o i t E mm
C A P. XC.
ARBOR BACCIFERA INDICA,FO- INDIAANSCHE BESIE-DRAGEN-
LIIS MAJORIBUS SPLENDEN- DE BOOM,MET GROOTE BLIN-
TIBUS, F L O R E PENTA- RENDE BLADEREN, en VYFP
E T A L O . BLADERIGE BLOEMEN. .
A N'io M DC Lxxxvr. varia ad me
tranfmiffa funt femina, interfe adeò
confufa, ut difficile fnerit uniuicujufque
fpeciem feorsìm ele&am, colligere: Ea
propter omnia commista folo convenienti
commifi.
Inter hsecjiujus quoque arbutcnlae femen
progerminavit, fextoqueàfationeanno in
altitudinem quadripedalem excrevit : Cau-
dex pollicem craiTus, cortice fubnigricante
amiGus.
Folia incondita, pedicu’lis brevioribus
pilofis & ferrugineis, nixa, longitudincm
aequant duarum palmarum , latitudinem
autem unius palmx, extremo mucronata,
ad oras non crenata , adverfa parte virore
nitentia, aversà autem omnis fplendor &
viroris intentio abeti : praeterea obfita funt
tomento piloto, praefertim in primo ortu,
per adolefcentiam vero hirfutiem amittunt
aut deponunt.
Venae laterales è cotlis foliorum oriun-
dae, non binatim aut conjugatim, fed incondito
ordine prodeunt.
Cotiarum pars adverfa, quaecoelum re-
fpicit, dilutè vireicit, fupinaverò colore
ferrugineo praedita ; idem obfervare etì in
venis lateralibus, è colia oriundis, itihaec
hiriuties tamen in fentus non incurrit, nifi
oculi microfcopio muniantur.
E ramis lateralibus flores oriebantur Anno
M DC xci 1 Menfe Julio pentapetali,
pediculis brevioribus fulti, luteoli, dilu-
tiore viriditate permixti ; inter horum pe-
tala cufpidata tìylus emergit, è prominentia
nitente.
IN ’t ftaar 1686 fijn my zaden overge-
fluurt, dewelkefedanig onder een vermengt
'waren, dat men befwaarlijk yder
foorte by den anderen konde verfamelen:
derhahe feo heb ik defelve, onder een vermengt
zijnde, gefayt.
Onder alle defe, is het zaad van dit
boomtje opgekmen, en het fefdejaar na de
zaijinge wierd het vier voeten hoog , een
duym dik, en was desßlfs fehwjjefwart-
-agttg.
De bladeren ftaan fonder ordre , en dat
op horte ruyge en roeßverwige voetjens, defelve
fijntwee hanil-breet lang, een palme
breet, puntig, effen van kanten, van bo-
ven groen en blinkend, van anderen in te-
gendeel fonder eenige blinkentheyt, en lig-
ter-groen: daar en boven fijnldefelve met
een hayrige donßgheid befet, voornament-
lijk tn haar eerfte voortkomen , maar out
geworden zijnde, feo verlaten Jy hare hayr-
1vijfe dons.
De zijdelijke aderen , dewelke uyt de
roeßverwige ribbens voortkomen, en ftaan
niet tweeaan twee gepaart, maar fonder
eenige ordre-.
De bovenfte zijde der ribbens is ligt-
groen, maar de onder fte in tegendeelroeft-
verwig ; V welk ookplaatß heeft in de aderen,
dewelke uit de gefeyde ribbens hären oor-
feronh nemen; defegefeyde dons en kan men
niet in ’tgefigte krijgen, ten fy datmen hier
toe een vergroot-glas gebruikt.
Uyt de zijde takken quamen de bloemen
in’t fa a r 1692 te voorßhijn, endatin de
Maant van fuly,defe waren vijßladerig,uit
dengeele, met eenigegroenigheid vermengt,
fteunende op körte voetjens; tuftchen defe
gepunte bloem- bladeren, komt de bloem-ftijl
te voorfechijn, endat uit een blinkende ver-
heventheid.
Q_qqq Fo