Majorem affinitatem habet cutp Acetofa
Indica Bontii, quam cum Narinam Poulli
Hort. Mal. p. 6. cujus folia in tria iegmenta
ßmt dirempta. .
Teñera admodum eflhapc planta annvia,
qua; mul to calore indigens, fingujis annis
é femine renovanda,
Olerácea eftherba, cujus folia refrige-
randi vi praedita, oleribus, Acetoiaeloco,
commifcentur.
Ex eorticibus caulium exficcatorum,
atque excoriatorum , funes eonfieiunfur,
Cannabe tarnen infirmiorcs.
Ditgewm hesft meer overecnleomße m t
de Ooß-Indifihe Suering van Bontius, ah
( met de Narinam Poulli Horti ¿Mal. p. 6.
wiens bladeren in drie deelenfjngefneden,
Defejarigc Plante is feer teder, hebben-
de veelwßrmte van noden, en viord jaer-
lijkx vernjewwt door zaed.
Het werd onder de ¿Moeskruydengefleldy
Wiens bladeren verhoelend, en inplaets van
Sueringin de ¿Moeßn gedaen worden.
Uyt de baß van de gedroogde en afge-
fchelde flenge werdtouw gemaekt, onßer*
ker zipnde, als dßt van Hennip,
G A P.