C A P . LVII.
ANANAS. Acofld , fifing. S E u
CARDUUS BRASILIANUS FOLIIS
, ALOES. Bauh. Tin.
HEfbis pomiferis àccenfenda hzc planta
, cu)üs variz extant varietates re-
ipectu foliorum, ut & fruñus magnitudine.
Vulgaris eft, quz hìc à me defcribitur,
quzque in Horto Medico arte exculta, fin-
gulis annis magnos ac maturos protulit fril-
fius.
Radix ei craflk, Cinarz feil Cardili edti-
lis in modum fibras aliquot Ipargens capil-
lares.
Folia in aculeum abeuntia , fefquipol-
licem lata, longitudine duos pedes non rato
adzquant, rigida, dilute viridia, ad oras
aculéis munita.
Caulis, qui inter folia exurgit, pedalis
eft proceritatis, rotundus, digitum mino-
rem craifus, duobus tribufve foliolis obfi-
tus, cujus cacumini fruñus infidet oblongo
rotundus, tuberculis fuis bullatis, Pini
fruGtum referens.
Flofculi Menfe M ajo, aut ineunte junio
ex fìngulis fructuum tuberculis exeunt fin-
guli, tripetali ex czruleo-purpurafcentes,
è quorum medio ftamina iex prodeunt lutea.
Fruñus primo viridis & nitens, per ma-
turitatem colorem intensé flavum induit
Menfe Augufto, aut Septembri, caro fruñus
ex albicante flavefeit, odore gratilfi-
mo, fuccofa, guftu acido-dulci, vinofo.
E fruñus cacumine plántula nova gene-
ratur, Corona diña, quzdecerpta, fólo-
que convenienti impaña, facile propagato.
Fruñus maturitatem perfeñam adeptus
in taleolas fecundum longitudinem feca-
tur j (cortice exteriore ademptò) quz Vi-
A N A N A S
O F
BRASILIAANSCHE D IS T E L MET
BLADEREN VAN <ALOE.
DIt gewas behoordonder de appel-dra-
gende kruyden, en wordgroote ver-
anderinge onder defelve gevonden, fo iit
grootheiddes,vruchts , als in de bladeren.
V Is de gemeene, die hier van my befihre-
ven Word, fo als ik die door de konfle in on*
Jen Medicijn Hof geculiiveert, en alle ja -
rentot volkome rypigheyd ßjner vruchten >
die groot waren, gebracht hebbe.
De wortel is dik, eenige dünne vefelin■*.
gen, op de wyfi vmt <ArticioChen van haar
gevende.
De bladeren zijn fimtijds twe voeten
lang, anderhalve duym breed, fly f, licht“
groen , aan de kanten, en ook aan haar
uyterfle met doornen befet.
De fteel, denvelke tußeben de bladeren
uytfehlet, is een voet lang, rond, een pink
dik, met twe o f drie kleene bladerkens befet,
Wiens toppe de vrucht befit, van maakfel
tangwerpig rond, een pijn appel niet qua-
hjk gelijkende, van wegen deffelfs uytpuy-
lende knobbels.
De bloemkens kamen in de JMaand van
¿May , o f in V begin van ffimy te voor-
fih ijn , uyt ydere knohbel een, Zijnde drie-
bladerig, blaauw-peerfig, in'tmiddenmet
fesgeele bloem-draden verfien.
De vrucht is in 't eerfeblmkend-groen,
en in de JMaand van Auguftm o f September
rijp geworden zijnde, fo k defelve hoog- en
rosachtig-geel ,feer tieflijk van reuk, fappig,
wijnächtig, en amper-.zoetvanfnaak.
Uyt de toppe des vruchtsfpruyi een nieu-
weplante, die men de Kyoonenöemd, defe
afgeplukt, en in goede aarde gefet zijnde,
word lichtelijk voort-geteeld.
D e vrucht, volkomelijk rijp geworden
zijnde , fnytmeh , na deffelfs lengte , in
platteßukken, die men, debuytenßefchel-
G g g no