t í » )
G A P. XXXV.
L I L I U M Z E Y L A N I C Ü M
SÜP E R BÜM.
S Amerita ramofa > qui , è radice oblonga
, ex rotundo nonnihil comprefla,
crafiTa, exduobùs quàfi brachiis compofi-
ta> pàucis fibris capillata, intus alba, libro
íufco afniña, prodeunt', tri'cubitalià
funi, & proceriora, (proratione foli cui
tommittitur,) rotunda, glabra, Vireicen-
tia, calamum fériptorium tenuiorem craf-
fa> quotarmi» marcefcentia, radice in ter-
rafuperftite* interram procumbendajnifi
Vario flexu fruitiees adfitos arripiant.
froììa, longioribus inteivàilis, iniqùaM
& inordinato fitti, farmentis innàfcuntur,
fpithàmam pròpè longa, diiasutfcias lata-,
in proceriórem ntucrónem capreolatum de-
finentia, faturatè viridia, fàpote adftrin-
gente.
Ex àlis foliorüm iit & farnientoriim cf-
hris flores emergunt, hexapetali; pedicu-
Iis glabris, digitalibus & longioribus filiti
} inodóri, coloris ipeciofi, priniò enim
dilutè virefcunt iolo petaìorumcuipide ex*
ceptó, qui tubedine aliquà perfunditur ;
&fic iiutant -, donec explicantur , quòfa-
itò non folùiri eorum pétala, vetùm etiam
riamina , ftylufqiie? lurfuiti retròque fle«
wuntur j & qui primo erant dilutè viridia
pétala ■, fehfim colore aureo > pofìre-
tao autetn coccineò imbuuntur ; funtque
haec pétala cuipidata j anguria , margine
Ondulata, duas trefve lincias, pro foli fer-
tilitate & iolis calore j longa.
m V E E R D I G F . ZEVLON-
S EHE L E L IE.
DE rijsachtige en geidk'te fiheuteb
van dit gew as, kamen uyt een lang-
werpige, en een weynig plat-gedrukte, dik-
* e> en ê.etyk nïs in twe gedeelde mortel
voord^ met vbeynig zazelmgen verfien zijn-
de } van binnen gbit, van buyten met een
bruyne bekleetfil overtrokken. Defe rijsachtige
fiheuten o f fteelenfijn drie elle-
b/ogen koog -, ook viel hôoger , (na de ge-
jteldheyd van V aardrijk } daar f i in
f t a a n ) deßlve ßjn ook rbnd , glad 5
groen -, een dünne fchrijfpenne dik , alle
paar vergaande , en alleeti de mortel in
wefen jätende , ß leggen ook längs het
'aardrijk neder , fen zy defelve hdär aan
de nevens ftaande heefters hinnen komen
vaft te màken.
De bladeren , op een wyde diftantie
Dan een fiaande, jtjn onordentlijk äan de
vy süchtige Jcheuten gevoegd -, entrent eeti
jpanne lang, en tweduym breet zijnde ; déf
i ßjn hoog groen , Pzamèn trekkend van
Jrnaak -, en eyndigen in een lange omge»
De bloemen kbmen voörd uyt de oxeleit
der bladeren als mede uyt de toppe der
fibeilten} defelve fijnßs-bladeng, ßaan-
de ap een vingerlang voetjen, t melk Jom-
tijds ook mel vbat langer is s ß zijn reuk-
*>°s, fihoon van couleür, in V eerft licht-
groen > uyigejbnderd de punten der bloem-
bladeren ■, die ddn eenigßnts roodachtig be-
Wnden m er den; en ailfi hangen deje bloemen
nedernisaards tot dat ß open gaan -y
als Wanneer tiiet alleen de bloem-bladeren,
maar ook f e lf de bloem-dräden,. en bloem-
fjfjh haar OpWaarts begeven , en wenden
haar achterwaarts om 'y en als dan f i ver-
anderd ook de Couleur der bloem-bladeren,
.1 8 ■ ! f I ^ a n iß die eerft groen waren, Wordennu
langjamer-handgout-geel, ende ten laatften root/chdrlake-vermig: enfijndefebloem-
mderen puntig y fin a l, aan de kanten op-en neder-gaande, twe, drie duym lang, na
ae boedamgheyd en vruchtbaarheyd van de Aarde j en Sons warnte.
L 1 ‘ Sta