0*3)
C A P.
L Y C I U M & T H I O F I C U M PY-
R A C A N T H l FOL IO.
"VTO n folùm <audex, verum etiam ra-
a . \ mi juniores fpinis armantur, quse inter
frondes emergunt.
Foliis eft inordinatè pofitis, Pyracanthae
in totum semulis , pediculis brevioribus
fultis, longitudine duas uncias fuperanti-
bus, unciam ferè latis, ad exortum an-
guftis , mucronatis, paululum crenatis,
craflis, rigidis, hilariore viriditatc prxdi-
tis, in exortu non raro coloris fufci, fapo-
re amaro, cum aliquali adftrictione.
Perpetua fronde virens arbufcula ifthxc
in hybernaculo confervari poteft, frigoris
modicè patiens.
Originis eft Capitis Bona: Spci, inde fernen
nobis tranfmiffum , nomine fupraci-
tato.
Quantumvis ex aliis hauferim , plantain
effe bacciferam , huic denominationi nil
addcre volui, donee flores aut frucius in
confpecium venerine
O B S E R V A T IO N E S .
Tripedalis & altior hic frutex ramofus radice fundatur
lignea, multa vimina emittente, obfequioià, (prteièrtim
juniora) coloris herbacei, fpinis horrentia rigidis &acu-
tis, quarum nonnullas aliis longiores foliofie exiftunt.
Florum pediculi alis fòliorum exeunt, tenues, firmi
, unciam aut ièfcunciam longi , qui bifurcati alios
breviores producunt pedicellos, flores fuftinentes pen-
tapctalós, numerólos, albicantes.quibus expanfis,pétala
oblonga, anguftaque apparent , primo quidem
plana, re&a, poftea vero extrorsùm reflexa.
Staminibus gaudent quiñis, albidis, apicibus luteis
capitatis, ut 8c calice in quinqué lacinias diviío.
LXXXIV.
m O R E LA N D S L Y C IUM , JH E T
B L A D E R E N V A N
P Y R A C A N TH A .
~ T \ E flamme van dit gewas en is niet
A _ J alleen met doornen, die tujfchen bet
loof vomkomen , geisapent, maar oole
felfs de jonge takxkens.
De bladeren ftaanjonder wäre op harte
voetjens, dejelvefijnbynaeen duymbreet,
en in lengte twee duymen overtreffende,
final aan haar grond, fpits toelopende, een
weynigsken gefehaart , dik , f l i j f , bly-
groen vanverwe, hoewel rosagtig in haar
eerfle voortkomen, bitter vanfhiaak,met
eenige t'flamentrekkinge, en in ‘tgeheel die
van depyracantha gelijkende.
Dit Boomtje altoos groeft ftaande, kan
dekoude tamelijk viel verdragen; weshal-
ven het in een Oranje-huys des winters ge-
confierveert kan werden.
De geboorte plaats is de Caap de Goede
Hoop, vanwaar ons de zaden toegefonäen
zijn, met debovengemeldebenaminge.
Hoewel ik uyt andere verflaan hebbe, dat
het een beße-dragend gewas is, fioo en hebbe
ik egt er tot defie benaminge niets willen
toedoen, voordatmyde bloemen zijn voor-
gekomen.
VI A N T E I L E N IN GEN.
Dit ftruykiggewas , drie en meer voeten hoog groeiende,
heeft eenhoutagtige wortel, waaruyt veele fcheuten voortko-
men s dewelke in *t eerfl groen en redelijk^ tay zjjti, verßen
van harde en [cherpßekende doornen 9 waar van fommige met
bladerkens befet rjjn, voornamelijkjdie gene, dewclke in langte
d'andere komen te overtreffen.
De bloemftecltjens, uyt de oxelen der bladeren voortkörnende
, fijn dun, ß e v ig , en een of anderhalf duym lang, dewelke
intwee gejpouwen zynde, meer andere en kleendere ficel-
tjens voortbrengen, waar op veele by een fiaande witte, vyf-
bladerige bloemtjemgevonden worden, welkers bloem-bladeren
langwerpig, final t en in ’ / eerfie plat^yn, maardaarna
buygen fy haar buytenwaarts om.
Tder bloemtje, uyt een vyfbladerig kelkje voortkomen de '
it verfien van v y f witte bloemdraden, met geele topjes aan
haar uyteynden.
K k k k E