exemplum, parce tarnen irriganda, quam- geftoken zijnde komen te groeien, gelijk
vis multo indigeat calore. ' bet gewas Opuntia; edog moet niet te veel
vogtigheid aan defelve gegeven worden,
hoewel bet veel wärmte nodig heeft.
O B S E R V A T IO N E S . A. A N T E ER EN IN G E N .
Flores quiñis petalis, íémilunaribus, craffis, rigidis,
planis, ex viridi flavelcentibus, Ela-calli fimilibus, con-
ilant, pedicellis iemunciahbus fulti, fingulares, bicom-
pofiti, tricompofiti » quorum medius, & major primo
lè(e expandit, aeterisconfequentibus ex adverio priori
adßtj^, pedicellifque minitpis aut nullis faltig.
De Bloemen van defe Plante ßjn vyfbladerig , en des-
felfs bladerkens halfmanjg, d ik , flijfy flat, geel-groen van
verwe, gelijk__die van de Ela-calli j defelve flennen op voet-
jens, die een halve dnym lang z.ijn« en fiaan eenfaam,
wel twe en drie byeen , waar van alsdan het middelfte en
grootfte (ig eerfl komt te openen, de andere twe dwcrs over
den ander ftaandekomen te volgen > die byna geenvoetjens
en hebben.
Vyt bet midden of navel der bloemkens komen die bloem-
draden te voorfchijn , en dat in een onfiker getal, 9t welk^
wy ooß bevinden in de Bloemen van de Ela-calli.
De Bloenpen vergaande foo volgender driehoekjge Zaad-
huyskens, gelijk. in haar medefoorte , waar in drie Zadsn
gehuysveft Worden, dewelks rond, van bnyten grauw, en
van binnen wit z.i/n.
E x florum umbilico ftamina emergunt numero incerto
, qqod in Ela-calli quoque locum habere compc-
rimus.
Flqribus marceicentibus ibccedunt vaicula feminalia
tricocca more congenerum , in quibus tria femina rotunda
, extus cinerea, intus véro aloicantia.