C A P . IX.
RICINUS AME R IC ANU S
PERENNIS FLORIBUS PURPUREIS
STAPHIDISAGRI/E
FOL I I S .
R Adice fuftinetur alba, multis fibris capillari.
Caudex,ob foliorum defluxorumvefti-
gia, quali articulatus , in tripedalem &
hiajorem proceritatem adoleicit , digiti
craifitie, cortice grifeo amiiius ; hujus
faftigium, foliis in quinqué lacinias admo-
dum profundas divifis , ornatur > magni*
tudine & facie Viti Virginian* quinquefidi*
accedentibus, fubftantià autem mi-
ñus folidis i & hiliariore virore perfufis,
pediculis longioribus infidentibus,qui juxta
foliorum bafin in quinos ñervos divaricat
i, fìngulas foliorum lacinias tranfeunt.
Circa caulis faftigium flores prodeunt
parvi, pediculis pilofis fulti, quinque pe-
talis rotundis dilute purpurafcentibus, ad
ungues vero luteo colore imbutis , pluri-
busqueftaminibus tenuibus compofiti.
Floribus marceicentibus, fiiccedunt frü-
£tus triquetri > oblongi , qui per matuti-
tatem, congenerum more, in tres capfu-
las feie aperiunt , quàvis unicum feminis
granum continente, cortice grifeo teöum,
forma Ricini minoris.
Semine ex America tranfmiifo enutrifa
Uobis eft pianta ifthaec A° M DC Lxxxvi i .
excrevitque in arbufculam jam quadrimam,
adeò autem teneram ut ne minimum quidem
ftigus perferre poffit , indigctque in vi-
trew hypocaufto locari , foloque laudabili
enutriri.
AMERICAANSCHE WONDERBÖÖMt
¿MET TURPURE R LO EM EN ,
en B L A D E R E N VAN
L Ü Y S R R U Y D .
i ) E Worte/ is zazelrijk eit wit.
De flamme fihijnt in leden verdeetd ti
zijn, wegens de teekenen dieMian de afge-
valle blader fte eien nabljven, engroeit tot
de hoogie van drie enmeer voeten, fijnde
eenvingerdik, en met een grauwefihorjfe
omvangen ; desfelfs toppe is verciert met
bladeren die in v y f feer diepe fnippelin-
gengedeelt zijn , van gedaante en groote
die van de Virginiaanfihc vyfvingerige
Wijngaart vry watgelijkende, hoewelfltg*
ter van fubftantie, en blyergroen van ver-
We, ftaande op lange voetjens , dewelke
aan de grond van V blad in v y f zenuen w -
deelt zünde, in V midden vanyder fnippe-
linge doorlopen.
Öntreüd de toppe van de Stamme komen
de Bloemtjens voort, flennende op hayrige
voetjens, uit v'tjf ronde , en ligt purpur-*
agtige Bloem-bladeren , met veete dünne
Bloem-draden gecomponeert zijnde; welkers
bloem-nagelen , ( ungues j geel eouleurig
zijn.
■Als de Bloemen vergaan, foo volgen der
driekanteen langwerpige vrugtjens , de-
•ujelke rijp geworden zijnde, in drie huys-
kens opengaan, geltjk die van hare mede
foorten, waar van yder een zaatje in fig
onthoud, wiens gedaante overeenkomt met
het zaad van de kleene Wonderboom, en is
omvangen van een grauvie fchorjfe.
Dit Gewas isvan onsgequeekt uit zaad,
’t wellt ons overgeftuurt is uit America in
V Ja a r 1687, en ts nu tot een vierjarig
boomtje geworden, foo teder zijnde , dat
het de minfle koude niet kan verdragen;
Het moet in goede aarde, en in een glafe-
kas ge [et werden, om wel tegroeien.
I Hane