N o s r S S IM A
Wf f l
C A P. X V llt
A LCEA BENGALENSIS SPINOSISSIMA
A C E T O S A SAPORE,
F L O R E LÜTEO-PALLIDO,
UMBON E PUR PUR A -
S C E N T E.
A Nno M DC Lxxxv 1 1 1 . NobiiifTir
mus Dominus Henricus vàn Rheede,
tot Drakefteyn, ToparchainMeydrecht,
&c. hujus Pianta; iemina, nomine Netta,
infignita, ad nos transferri-curavit ; è qui-
bus hanc educavimus plantam, cui radix
nivea, lignea, numerofis fibris capillata.
Caulis neutiquam teres, aft vero angulo-
liis, cortice herbido amiihis, fentibus undi-
que horrens, hominis procéritatem aflè-
qnitur.
Rami inordinatè politi, Ipinis quoque
armati, foliisornanturdigitatis, inquinas
lacinias profundiffimas divifis, qux lacinia;
digitimi long*, mucronata:, nonnihiì pi-
lofx, ferrata;, guftu Aceto!» noftratis x-
mulx,
Flores ex alis foliorum emefgunt peculiari
pediculo longiori fulti, pentapetali,
amxno colore luteo-pallido, forma Alce»
Veficari* Capitis Bon* Spei fimiles, quorum
calix in decem fegmenta dlvilus.
Petala magna, ad Utrumque extretiium
lata, oris in*qualia , Unguibus purpùra-
fcentibus , umbonetti reprxfentantibus ,
prxdita ; quorum medium conus occüpat
floridus , concolor , multis ftaminibus,
veluti ramulis, prxditus.
Floribus emarcidis , iiicccdunt vafcula
feminalia in quinque partes dehilcentia, in
quibus femina hofpitantur reniformia, ob-
longa, exterius gibbofa , interius ad medium
concava, colore fubfufcò.
DO O RN AGTÎGSTË STÔNAAÉT&
KRUID VAN BENGAL A , meteett
Z U R IN G A G T I G E SMAAK)
BLEÊK-GEËLE BLOEM, en een
PURPUR-VERWIGE SCHILD,
A Nno 1 688* is ons door den Éd. Heer
Henrik van Êheede tot Drakefleyn j
Heere tot ¿Meydregt irc. het zaed vari
defe Riante toegefinden, onder de riamè
Van Nelta , en hehben v)y defelve opquee-
kende, bevonden ii)it van viertel te Zijn\
oök hard en houtagtig, met veete vefeleri
Verfien.
De fieel een mans hoogte bereykeride * is
geenfinisrond, màerhoekig, meteengroe-
ne baft, en overalmetfiherpe do'ornen befet.
De takken onordeniehjk Voortkoriteride,
en met doornen befet j hebben gevingerdé
(digitata) bladeren , in v ijf diepe Verdee-
tingen verdeeldj dewelkeeen vingerlang,
. voor (pits toekpende, eenigzintshayrig, eit
gefihaert zipn, hebbende de jmaek Van onfi
Suering.
De Bloemen komeri voori tiit de oxeteri
der bladeren , ftaende op byzondere langé
fleeltjens ; defelve Zijn vijfbladerig , vari
Couleur ltgt-geel enaengenaem, die van dé
Alcea Veficaria Capitis Bona Spei van
maekfel niei ongelijk , ivelkers bloem-kelk
in t ien deelen verdeeld is,
De bloem-btaderen f petalaJ fijn grööti
en breet, foo viel aen baer begin , als uii-
eynden, aen den omirek gekartelt en ongelijk
, vielkers nagets met een purpurefchild-
viijfe vlak begaeft zijn ; uyt het midden der
bloemen doei fig op eeri kegelwijfebtoeiendé
flijl, met Veele täkjens-voijfe bloemdraden,
die met deßijlin couleur overeerikömen,
Na de bloemen kamen de Zaedhuyskéris
te voorfihijn , die haer in vijven openen,
viaer in haer de zaden onthouden, devielké
langwerpig, vari buyten bultig, binnewaerts
ingebogen en niersgeviijfe van maekfel zijn *
en bruynagtig van couleur.
S Ma