E v p h o r b iv m C e r e i E f f i g i e . UH
( 2 1 )
C A P. XI
E U P H O R B I U M C E R E I
EFFIGIE i CAUL 1BUS CRASSIO-
RIBUS , SP1NIS VALIDIORIBUS
ARMATUM. Breyn. Prod.i.
HAnc liberaliffimè nobis dono trans-
mifìtNobiliffimus & Stren. D.Simon
à Beaumond , Nobiliffimorum Prxpoten-
tium D. Holl. & Weftvriefix OrdinumSe-
cretarius, qui eam ex Africa, prope Zalé
nañus eft.
Ex ejus radice, in varios ramos fub terra
brachiata, fuper terram autem globo-
fa, crafià, cortice grifeo amicta , caules
prodeunt, Opuntia: inftar, aphylli, nu-
merofi, i'n orbem difpofiti, fìipati, mul-
tanguli , atrovireicentes , fentibus brevi-
bus , acutis, terram fpeftantibus , ex an-
gulis emergentibus, prxditi; Horumrami
exteriores ad exortum brachium craffi ,
fenfim attenuantur, & fpithamarum dua-
rum longitudinem adxquantes , arcuan-
tur.
Flores ex angulis quoque emergentes
pentapetali, ex luteo virefeentes, quibus
iùccedunt vaiarla feminaliatriquetra.
Utrum liste eadem fit qux à Dodonxo
exhibetur, dubitandi anfam dederunt mihi
ipinx, qux in EuphorbioDod, longiores,
numerofiores, furreftiorefque vifuntur, in
noftro vero, quod hic reprxfentatur pau-
ciores , minaciorefque funt fpinx , pro-
nxque fpeñantes & breviores.
Hanc admodum teneram plantam multiplicavi
ramis ad radicem abfciffis , ilieò
terrx fieex impañis , Vaporariisque focu-
lorum fubterraneorum impofitis: Cavèn-
dum autem in amputatione ramorum ne
iuccus lañeus nimis effluat, quò fañó brevi
perit, itaque dico terrx committendi
rami, ììg fiftitur ejus effluxus.
CEREUS GELYKENDE EU PH O R BIUM,
M E T DIKKß STELEN ,'
eh KLOEKE DOORNEN.
DEfe Plante heeft den Ed. Heer Simon
van Beaumont, Secretaris van de
Ed. Groot Mog. Heeren Staaten van Holland
en Weßvriefland, aldereerß bekomen
van de Africaanfche Kuß, ontrent Zalee,
en aanden Amßerdamfihen Medicjn-LIof
mildelijk| vereert.
Uit desflfs Wortei, dewelke ander de
aarde in verßheyde dikke zijd-ioortel-ßheu-
ten verdeeld, en (yoor fio veel defelve buy-
te.n de aarde uitfleekt,j rond en dik is, om-
vangen van een grauwe fehorjfe , kamen
veele, digt by een fiaande, fleelen voort ,
die van de Opuntia gelijkende • defelve zijn
in de ronte verfpreid, veethoekig, donker
groen van couleur , gewapent met körte,
fiherpßekende , en nederwaarts gebooge
doornen, dewelke uit de hoeken hären oor-
fpronk nemen; De buytenße defer takken'
aan haar grand een arm dik zijnde, kmnen
allenkxkens te verdünnen , en boogswjs
otn te krommen, zijnde twe jpatmen lang.
De Bloemen uit de hoeken mede voort-
komende fijn vyfbladerig,- groen-geel van
couleur, waar na driehoekige Zaadhuys-
kens komen te volgen.
De doornen defes Gewas doen my twij-
felen, o fd it'tfilve wel is, TgeenDodo-
meus befhrijft, aangeßen defelve langer,
meerder, en regier opßaande zijn , m V
Euphorbium Dod. , als wel in defi onfe
Plante,wiens doornen nederwaarts geboogen,
fchcrpßekendßorter,en minder ingetale zyn.
Defe feer tedere Plante heb ik verme-
nigvuldigt door de takken , dewelke tot
aan degrond afgefneden zijnde, aanflonts
in drooge aarde m eenpot, en fioverders
in een broei-bak gefet wierden: In 't af-
■fnijden defer takken moetmen forge dragen
dat het melkagtigfap niette veel uit en körne
te lekken, waar door defelve haaß fin den
vergaan; Weshalven men defelve takken
aanßonds in V aardrijk moet fetten, en
j 00 wort de uytvloeyinge des faps verhindert.
L Prx