( i o i )
C A P . LIII.
ARUM C E Y L A N I C U M POLY -
PHYLLUM CAULE A S P E R O ,
MACULIS V I R IDI - FUS C I S ,
VIRIDI-DILUTIS, E T ALBI-
C A N T I B U S , PULCHRE
N O T A T O .
T Y Adice fuftinetur magna , fphoericà,
X V - alpera, extus fufcà, incus alba.
Caulis exfuigens, ipithamam Iongus &
procerior , craflus, taflu fcaber , furi"
gofus , exuviarum ferpentum inftar- eie»
ganter variegatus, viridi-fufcus, hinc inde
dilutiore viriditate praeditus , & maculis
albis notatus : primo tamen ortu, caules incarnato
pallore albefcunti, qui temporis
progreflu obfcurantur: fuperiore parte ra-
mofi facli foliis veftiuntur quali alatis, pràe-
cedentis Ari latioribus, in mucronem ex-
euntibus, atro-viridibus, averla patte di-
lutè herbaceis.
Flores proferre haud potuit, omnì quan*
tumvis induftrià adhibità.
Circa autumnum fuperficies plantae
perit , imo & radix poftea ; nova quae
produ&a, ut denuo germinet, multo indi-
get calore.
Quia aeris injurias ferre nequit tempore
hyemali , locum expofcit calidum & lic-
cum, qu6 denegato facile putrelcit radix.
V E E L - R L A D E R I G E CEYLON*
SCHE KALES-VOET, MET EEN
ROUWE, ROS-GROENE, 00f_
LICm -G RO EN E, EN WIT-
GEVLAKTE STEEL.
” T heeft een groote, bol-ronde> foitwe
X_ viertel, die van buyten bruyn-rood>
en van binnen wit is.
De ft eng , een voet 6f anderhalf hoog
opfthietende, is dik, route, voos , fchoon
gevlakt als een flange-huyt, donker ros-
groen , ook hier en daar licht-groen , en
met wit achtige vtakken door een ver-
mengd i in ’t begin, wanneer defefteng
eerft uyt het aardrijk voortkomt, is de-
felve licht-incarnaat o f lijfven u ig, die dan
met der tyd tneer en meer homtte verduy-
fteren: de ftenge boven aan in takken ver-
deeld zijnde is verfien van bladeren, de-
welke haar alsgevleugelde bladeren (alata)
opdoen, breeder iijnde als die van de voar-
gaande , edog voor Jpits toelopend, en
donker-groen , van anderen lichter-groett
Van verwe.
Tot het bloeien en heb ik Je niet hmnen
hrijgen, hoewel alle vlyt daar toe van my
aangewend is.
Ontrent den Herfß vergaat de fteng,
en daar na ook de wortel felfs 5 fö dra een
nieuwe voortgebracht is , heeftfe veel
wärmte van noden , om wederom aan ’t
uytfchieten ie koomen.
Ook en kanfe des winters tegen geen
koude, maar moet defelve droog en warnt
gehouden worden, anders komt de wartet
ligt te verrotten.
C c c U