M a t jv s A m e r i c a n a s p in o l a f o i jo s o , s e m in e r e n i f o r m i s p u e n d e n t e
C 1 ?5 )
C A P . LXX
M A L U S AMERICANA SPINOSA
PORTULACHE FOLIO, FRUCTU
FOLIOSO, SEMINE R E N I FORMI
SPLENDENTE.
B L A D - A P P E L vulgo.
A Nno M DC xc. prodiit nobis hxc
J f l x pianta femine, non ex Surinama, ve-
rùm ex Infula Americana Margaretha di-
ila , adveito, nomine Blad-appel,
Caudicem jam habet in Horto Nofiro
bipedalem, fungofum, fpinis geminis mi-
nacibus armatum , ad fummitatem ramo-
fum : Cortex per primam adolefcentiam
virefcens, tandem cinereum induit colo-
rem.
Folia juxta Ipinas orta , tres digito*
transverfos longa , fefcunciam lata , ad
exortum angufta, extremo cufpidata, per
oras non crenata, craffa, fuccofa.
Ramuli ad ipinas niveò tomento pilosò
gaudcnt.
Flores mihi ignoti.
Frufius, quantum ex aliorum relatione
haurire potui, iunt pomarotunda, exilia,
quae foliola craffiora emittunt (unde ei no-
men Blad-appel) fuccò limoso , odorò,
turgentia.
Semina non admodùm dura , exigua,
teniformia, nitentia, intus fubftantià farinacea
infarila, fuperficie aequali, colorif-
que fufci.
Quandoquidem haec pianta admodùm
tenera, frigoris copiofiquehumoris impa-
tiens, à nemine ha&enus eli: defcripta, ean-
dem delineari curavi.
AMERICAANSCHE DOORNAGTI-
GE ÄPFEL-BOOM, JH ET TORCE-
LE IN -B L A D È R E N , GEBLA-
DERDE VRUGT, en N IERS,
WYSE BLINKEND ZAAD.
HEt zaad van dit Boom-gewas is ons
overgefiuurt in V fa a r 1690 uyt het
Eyland St. Margariet, gelegen in America,
en niet uyt Suriname, met de name van
Blad-appel.
Het is in onßn Hof twe voeten hoog 6p-
gefehoten, de flamme is voos, met twe by-
eengevoegde enflherp-ftekende doornen, op
een fekere diftantie befet, en van boven
in takken verdeeit: defchorfle is in'teer f l
groen, en wert daar nagraww.
De bladeren bebben hären oorjpronk be-
zjden de doornen, en fijn drie vingeren
breet-lang, anderhalve duym breet, final
aan haar begin, fpits aan haar eynde, aan
de kanten ongekerft, dik en fap-rijk.
De takxkenszijn ontrent de doornen met
een witte hayrige donjfigheidbefet.
Des felfsbloemen zijnrny noyt voorgeko-
men.
De vrugten, (Joo ik viel onderrigt ben)
fijn kleene , ronde appeltjens , waar uyt
veele dikke bladerkens körnen te maßen,
(waar van het 00k de naam van Blad-appel
heeft gekregen,j vervuld van een lijmagtig
fap , ’t welk lieflijk van reuk is.
De zaden en zijnniet feer hard, kleen,
van gedaante als een nier, blinkende, van
binnen met een witte meelige felfftandig-
heid vervult, van buyten eßen, g l ad, en
bruyn van couleur.
Dewijl ditgewas feer teder zijnde, 00k
geen koude , nog veel vogtigheid verdra-
gen kan, van niemand is befcbreven, Joo
hebbe ik het felve doen aftekenen.
V v v OB