R ic in v s A m e u i c a î îv s
C A
R ICINUS TITHYMA-
l o d e s a m e r i c a n u s
LACTESCENS & URENS,
FLORIBUS ALBIS.
Tar. Bat. Trod.
RAdix ei alba, fucco laGeo, acri turgida.
Caudex in ramos divifus, liratus, duas
uncias crailus, in quinorum pedum proce-
ritatem attollitur, cortice dilutiore virore
perfufo, amiGus, &infinitis fpinulis un-
dique obfeflus.
Folia incondita , fpinulis tenuiffimis,
mordacibus , & urentibus itidem obfita,
pediculis longioribus folta , forma Vitis
foliorum lubaemula , in tres , quatuorve
lacinias dirempta , quarum fingulx, margine
ferratae, nervo gaudent iecundum lon-
gitudinem protraGo.
Flores Menfe Julio prodeuntes, iunt
hexapetali, colore candido, quorum um-
bilicum ftamina occupant varia.
Floribus marcefcentibus fuccedunt vaf-
cula feminalia tricapfularia, in quibus tria
quoque femina , Ricini vulgaris fimilia,
aft minora, extus coloris cinerei , pun-
Gulis coloris fpadicei permixta ; Interior
medulla candida , fapore acri praedita,
quo non folum tota pianta eft imbuta,
veruni etiamurit, pungit, doloreque diuturno
minacibus fuis fpinulis afficit tangen-
tium. manus , chirothecis coriaceis quan-
tumvis munitas.
Perennatile Pianta fub climate noftro
p. m
qAM E R IC A A N S C H E ,
M E L KfiEVENDE , BRANDENDE
, en WOLFS-MELKSCHE
W O N D ER BO OM , MET
W IT T E BLOEMEN.
D Ë wortel van defe Tlante is voit, en
met een mitte , fcherpe vogt vervuld.
De flamme in takken verdeeld , en
geveurt, is twe düym dik , vyf voeten .
hoog , en omvangen met een ligt groene
fihorffe, die alßnts met ontelbare doorn- ■/
tjens befet is.
De bladeren flaan fonder ordre, enfijn
mede met fie r dünne fiherp ftekende doorn-
tjens verflen, fteunende op langé voetjenSi
in gedaante met die van de Wijngaard-
bladeren eenigfints overeenkomende , fijn-
de in drie ook in vier deelen gejheden,
viaar van y der, am de kanten gefehaart
zijnde, een zenue heeft, die na de lengte
is loopende.
De Bloemen in fiulio té voorfihijn körnende
, fijn fesbladerig, voit van couleur,
melkers navel befet is met verfeheyde bloem-
draden.
Na de Bloemen volgen drie zaadhuyfige
(tricapfularia) Zaadhuysiens, viaar in
ook drie zaden geplaatft /worden > devielke
die van de gemeene Wonderboomge/ijk, edog
- kleender , zijn, en van buyten asgrauw-
verviig, met caflanie-bruyne vlakjens befe
t : de pirdefir Zaden is nuit, fiherp van
finaak , viaar mede defie geheele Riante
niet alleen begaaft is * maar brand en
fleekt daar en boven in de handen der ge-
ne diefi komen aan te raken, fihoon de-
fielve met bandfehoenen verfien zijn.
Onder dit ons kout climaat kan men de-
K du