R A N U N C U L Ü S jE T H IO P IC U S M oÓ É E L Jn D S ÜANEVOET M E T
FOLIIS R IG ID IS , FLORIBUS EX S T Y V E BLADEREN, EN GEEL-
LUTEÖ VIRESCENTIBUS. GRÖENE BL0E31EN.
^no M DC LXXXVII: ex
Africx parte Meridionali, ubi
BonseSpei Promontorium,no-
bis tranfmiffa eft hac Pianta,
® f e S ® 85w® cura & opera Nobilifliini ac
Strenuiffimi Viri D. D. Simonis vander Stei,
éjufdem loci Gubernatoris digniffimi.
Radices cutn inveftigarem, eas reperi al-
bas, braehiatas , fibrifque capillatas.
Pedicuii, quibus intìituntur folia, rigid
i , eredi, teretes, fuprema parte in tres
pedicellos longiuiculos divifi, feptenis ditati
funt foiiis ; Horum pedicuii laterales duo-
bus gàudent foiiis, medius vero, qui pro-
Cerior, tribus ditatus eft.
Folia tres digitos tranfverfos longa, duos
lata, mucronata, & margine ferrata j ti-
gidula , & atro virore pradita.
Caulis rotundus, dimidiatam minimi digiti
craflitiem adaquans , durus, rigidus,
eredus, ipithamam altus, non raro quoque
altior, fuprema parte foliolis amidus, &
invarios longos ramulos diviliis ; hi ramu-
li faftigiantur in minora foliola , ut & pe-r
dicellos flores fuftinentes.
Flores, è calice quinquepartito emergen-
tes, pentapetali, ex luteo-virefcentes, mul-
tis ftaminibus medium occupantibus donati^
qui omni ex parte vulgarem Ranunculum
referunt.
Floribus iùccedunt femina nuda, oblon-
ga , in capita , aut racemulos congefta,
primo viridia, permaturitate: nigra, quse
exficcata tenuiora fiunt.
N ’tfa a r 1687. isonsiiithet
Zuyde'lijke gedeelte van A fri-
ca 1 alwaar de Caap de Qoede
Hoop gelegen is, defe Plante
toegefonden j en dat door de
goede voorftrge van den viel Edele Geftren-
gen Heer Simon van der Stel, Gouverneur
van defelveplaatfe.
Wanneer ik de Worielen hier van onder-
fe g t, heb ik bevonden, dat defelve viit waren
, in zijdefcheuten verdeelt, en met ve-
zelen verrijkt;
De voetjens i daar de bladeren op fteunen,
ßjn ftijf-, rond , regt op ftaande , welkers,
uyterfte in drien verdeelt wort, te Jdmeh
feven bladeren befittende, viaar van datier
op yder op zy ftaande voetjen twe bladeren,
en Op de middelfte en langfte, driegeplaatß
zijn
Defe bladeren ßjn drie Vingerbreet lang j
twe breet, voor fpits toelopende, en aan de-
kanten, gefthaart, donker groen van verwe,
hard en rouw in V aantaften.
De Bloem-fleel is rond, een halve pink
dik , hard en f lijf > regt op ftaande , een
[panne o f tneer hoog , wiens opperfte met
kleene blaatjens beßet, eninverftheydelange
takxkens verdeelt word; deß wcrdenaan
haar uyt-eynde met kleene bladerkens, en met
kleene bloemdragende fteeltjens onderfteunt.
De Bloemen, uit een in v y f verdeelde kelk-
je te voorfthijn körnende, ßjn v y f bladerig,
uit den geele groen, verfien met veele bloem-
draden in haar midden, defelve gelijken in
allen.deete die van de gern eene Hanevoet.
Na het vergaan der. Bloemen , vertonen
haar naakt ftaande en langwerpige Zaden, in
trosjens op een gehoopt iynde; defe zyn eerft
groen, daar na rijp geworden zynde, worden
¿7 jv ia rt, en na het verdrogen veel dunder.
A Ho