A AN D E N L E E Z E R.
^ ‘^^^^¡Euchteloos 2oude het zijn wydloopig op te hauten*, wat onwaardeerhaarè
voor de eien de Geneeskunde äan den Menfche toebrengt ; in hoe hoogi
I W « acbünge dezelve alomme voorheenen wierd gehouden ; ende hoe verrà
deeze kennße 2ich uitftrekt ; dewijle dii niet kan verborgen zyn aan
<§üa iemand, welke de gefchiedeni/fe en eerße gronden deeZer konfte kendt.
Schoon men ul de Ontleedkunde en andere deeten verbyga , zo kan doch de Ken-
niße der Gewaßchen allecn een voldoende getuige verßrekken ; hoe doch zoude men
Zo veele kwaalen, welke de ¿Menßhen onderworpen zyn , zo onderfcheiden in oor-
zaaken en gevolgen, herßellen, ten waare zo veele onderfcheidene wort eien, hout-
ten, ßhorßen, bladeren, bloemen, vruchten en zaaden zorgvuldig wierden aange-
kweekt ende vergaderdt? Hoe doch zoude men dezelve onderfcheiden ende verkiezen
Zander grondige kennße van der zelver aart, eygenfchappen, ende werkingen ? Wierd
de Ontleedkunde altyd metyver voortgezet als een middel, ons voerende tot nader
onderfeh eidinge der Ziehens en derzelver oorzaaken ; voorwaar de Kennße van de
Gewaßchen ende derzelver krachten wierd met reden ernßig aangepreezen als een
middel dienende omme voor de zi'eken een volkomene ende veilige herflellinge te bevor
deren. Dit was de reden dat de grootfle Meeßers deeze wetenfihap zo hoog waar-
deerden, en zieh in die oefeninge zo Zeer verlufiigden. De geleerde fchriften van
vroegere en lautere eeuwen getuigen, met hoe onvertnoeide vlyt en Zargen Veelè
zieh benaerfligden, omme haare ondervindingen ver der en ver der mt te breiden, en
op de Naneeven getrouwelyk iloort te planten ; befchryvende ende afteikenende niet
alleen de GeWaßchen welke in haar Vaderland voortkwamen, tnaar ook die de ver-
re afgelegene geweßen uitleverden. Het blyft echter Zeeker, dat deeze Weetenßhap,
gelyk alle andere, nu meerder, dan minder heeft gebloeit, na dat de toeßand der
heerßhappyen en neigingen der Oppermachten dezelve begonßigden ; het U bekend,
welke ongemeene koßen en.vlyt de Grieken hebben aangewendt, omme dat deel der
Genees- en Natuur-künde » gelyk de andere wetenfehappen te vorderen. Aan haar
yver en kenniße Zat niemand können twy feien, fchoon niets van zo veele deftige böe-
ken overbleef dan alleen de fchriften van Theophraflus en Diofcorides. Van de Egypte-
naaren, Arabiers en andere fvygen wy, om niet te Verveelen. Dat een reeks van
Varflen de Kruydtkunde koefterden, en oefenden, dat Cyrus Zieh in de Zelve verluftig-
de, getuigen de Schryvers veelvuldig : hoe ongemeene weetenfehap van de Gewaßchen
de Wyfle aller Köningen had, toonen de Heilige Bladeren. Wy merken alleen aan,
dat na het verval der Griekfche Mogentheid deeze Kenniße by verfcheidene Volkeren
ßuks-gewyze is behandeldt ende verzameldt : en dat ondet de eerße Neder-
landfche Yveraars met reden Carolus Clufius, en Rembertiis Dodoném Werden opge-
teikendt. Sedert die tyden hebben zieh in Holland niet alleen verfcheidene Particu-
lieren benaerfligdt, omme deeze weetenfehap te vorderen, maar tot dienß en ßeraad
der Hooge Schoole wierd door de Voorftanders derzelve ook een Kruydhof geßieht.
fnsgefyks behaagde het ook de Regeeringe van Amßerdam, in haare Stad tot het
gebruyk een bekwaameplaatze aan te rigten , derzelver voorZorge vertrouwende aan
den wel-Edelen Heer Joan Huydecoper, Ridder, Heere van Maarfeveen, ère. Burger
A A N E> £ N L E E 7 £ R.
germeeßer enRaad deezer Stede, en Bewinthebber van de Ooß-Indifche maaifchap-
p y ; en den Heer foan Commelyn , Raad; beide groote Liefhebbers van deeze
Konft, Kenners ende ervaarenePlanters; door welkers beleid, y v e r, en gedurige buy-
tenlandfche correfpondentien dit deftig werk niet alleen zeer fpoedig is voltrokken,
maar den Hof gelykelyk wel verzien met veele zeer zeldfaame en voortreffelyke gewaßchen.
De Aanmerkingen van de Heeren Fred. Ruifch en Franc. Kiggelaar zyn inet een
kleyn fterretje * getey kendt.
De zaaken met een grooter fterre * aangeweezen, vertoonen zieh op die wyzedoor
het vergroot-glas.