HolI.&Weflvr. àSecretìs, cui ob publi- enWeßvr'teßand, aennviedegantßhe toec
a , in rem Botanicam merita, immenfum reld verpligt u , viegens d’occafie, die by
debet otbis nofter. heeft gegeven, om tot kennijfe der Vitheemfib
e Gemäßen te kamen.
O B S E R V A T I O N ES, A A N T E K EN lN G E p t.
Inter plantas rariores jure merito reponenda quoque Defi Heeßeragtige foorte van Wolfs-melimoet ook. tuet
hasc Tithymali fruticoil ijjecies, quas , non folum ob WM °nder de rare foorten vati Gewaffen gerekend worden ,
florum intentiflìmè rubentium colore bilariore, fpeétan- Wiens aangenaame fihoon rode cottleur met allem welgevaUig
ti arridet, verum ctiam oculos forma admirandà mora- > tnaar ook fio f i aan onß oogen als opgetogen over bare
tur. wonderlijke geßaltenijß.
Hasc nobis iiiccrevit ad trjcubitalem proceritatem, Het is by ons drie ellebogen hoog opgefihoten, en verdeeld
in ramos pedales & breviores , ad exortum tenuiorcs ? fig intakten van een voet lang, ook. wel kort er, dewelke aan
paüciique foliis amiètos, brachiata. ‘tbegin of grond, dunder zyn, als wel in baren voortgang,
(V werden met weynige bladeren bekleet.
Foliorum mira eil: varietas non iblùm magnitudine, de geßeldheyt van de aarde ,daar defi plante ingroeit,
verum etiamformà, idqueiècundum ibi um, cui com- fi°ßjn desfilfs bladerenfonderling van den anderen onderfiheimittitur
pianta, ea , quas fummis infident ramjs, for- 4sä& endat ptet alleenten opfigt van baregroote, maar ook^
ma haud iiint diiparia foliis Myrtinis, ima vero ßc qrtu wegens bare gedaante s die gene, dewelke aan ’t bovenße
prima, iunt magna, iiibrotunda , minuique mucrona- 4er taktenßtten, gelyken watnadie van de Myrtus ,maap
ta , ßc admodum craila , ad longiuicula intervalla poii» , 4c onderße , en e'erfi voortkörnende , ßjn groot, rondagtig,
ta , u t& maculis purpuraicentibus non paucis notata, feer dik., min [pits toelopend, eenweynigvan elkanderfiaanab
anguita bafi breviiümis pedicellis ramis cohaerentia, de, final aan haar grond, enverders breet toelopend , met
& inlatum ièiè diffundentia ; iuntque vcl ipiàPortula- vcelepurpur-verwige vlakjpep getekend, de ßorceleyn-bladeren
c x noftratis foliis craffiora , Iblidiora , ' rigidiora , & <« diktegeenfints wykende, ookßevtger, en vaßer als demargine
iiibinde undulata. filote, aan bare zijde fimtyds wat op en nedergaande , en
door by fonder körtefteeltjensaan de takfiengehegt.
Hiice defluxis, veitigia albicantia in caudice relin- Defi bladeren afgevallen zynde laten eenige witte voet-
•quuntur, quas prima fronte vifa, genicula quidem men- fiappen en tekenen na, dewelke met het eerfte opfiag der oogen
tiuntur , ied minus aptè diciturcaudex hujus pianta: ge- gefienzjjnde, wel eenige leden reprefinteren, maar naderbeniculatus.
fien zynde, bevintmenfitlkx valjeh te wefen » fio datptep dii
ßammeken , geen leden toefchri/ven kan.
Flores, fummis ramis iqGdent Gngularcs, iuntque te- 2)^ Blqemen ßtten aan de uyteynden der takxkens, en dat
trapetali difformes, extrinfecè iaturo colore iänguineo, eenfiam , fijnde irreguliere vier-bloem-bladige (tetrapetali
intrinièce vero dilutiore praediti : Petalum iupremum diftormes) ßloemen , wetkers cottleur uytwendig hoog-bloetgaleam
reprasièntat, eitque no.nnihil excavatum , hic ro.ot, envan binnen ligt-bloet-root is : Het bovenße bloemduo
emergunt itaminula, adeò brevia, ut nudis oculis blad, verbeeld een helmtjen , en is wat uytgeholt, ontrend
v ix confpici poffint; hiice infident apicesluteoli,iphoe- welke holte twe bloem-dradeu haar opdoenßiefio kprtzi/n,datn
c i, lucidi : Galea dièta ablata,in confpeètum produ- men fi fonder vergroot-glafin naulyx ßen kan, defefipi van ronde,
curitur alia duo ejuiÜem generis flaminula apiculata, è geele ,en blinkende hooftjensverßen: Dit helmtje weggenomen
parte interiore pctalorum lateralium magnitudine exte- z.i)nde,komen onsnogtweanderegehoojde bloem-dradenuithet,
ra longc iùperantium, & introrfum reflexorum, oriun- binnenfievandetweopzjjde fiaande bloem-bladeren voor, en
da. Quartum & ultimum petalum iub galea fitum ex- körnen defi Bloem-draden in’tgeheelovereen met de voorgaantremo
bifidum, imo trifidum & quodammodò quadran- 4ie. ‘Defi twe op zy fiaande B,loem-bladerep overtreffen alle de
gularc. andere in grootte, enfijn binnewaarts otngebogen. Het vier•
de enlaaße Bloem-blad onder’t gefiyde helmtjegeplaaß zijn-
de, is eenigzints vierkantig, en aan het uyterfie in tween of
dpien gejheaen. ~
Praeter itaminula fupracitata in intimo, flore decenq jbfeveps de bovengemelffe Bloem-draden werdender in
alia occurrunt Ìtamina, quorum quina longiora, toti- binnenfie des Bloems hog tien andere gevonden, waar van
demque breviora exiitunt piloia , ad exortum dilutè datter v ijf lange, en v ijf körte zyn , defi ßjn hayrig, aan
viridia, verius apices rubicunda , quas castera antecel- haar grond ligt-groen , en roodagtig aan haar eynden , die
lunt proceritate, apicibus gaudentia bicompofitis, pul- de langfie onder defi zyn , defilve hebben twe fwarte,
l i s , puncto luteo notatis : breviora vero, apicibus iunt hooftjens, met een geel fiipjen : de andere v ijf körte en zyn
viduata. Hiice decem annumeranda quoque Ìèx alia ita- van geen hooftjens verfien. By alle defi gefiyde Bloem-dradcn,
mina, praediètisbreviora, quorum tria iunt apiculata, ‘¡¿'erdender noe fes andere gevonden , korter zijnde als de
totidemque apicibusdeilituta: & quod notandum inter voorgaande, hier van fijnder alweer drie 'hoofdeloos , en de
onines apices memoratos, hi ultimi praecedentes omnes andere drie van hooftjens verfien : en fiaat te confidereren
magnitudine prascellunt. dat defi laatfie topjensgroterßjn als eenige ojan de andere.
Stylus , Ìtaminibus triplo aut quadruplo craifior, pilo- Bloemfiyl 3. t^. maal dikßer zyride als de Bloem-dralus,
itaminibus concolor, circa extremum ventricofior dep, is hayrig, en eencouleurig met de Bloem-draden , defi
faètus, in valculi ièminalis rudimentum Se Gc porrò in ontrend het bovenße dikßer geworden zijnde , fit fig tot een
vafculum ièminale triquetrum extumeicit , proceflu bcginfiel, en fio verejers tot een volkome drtthoekjg Zaadbuyskep,
prominuloextremo bifido., colorisiànguinei, è fui me- Hfifi wiens midden een ver uytßekendroot pùntje voortkomt,
dio emergente. Singola vaicula tria continent ièmina. ^ welk.aan% eynde in. tween is gefiheyden s yder Zaadhuysken
heeft drie zaden in fig.
. Florum petalis àfe invicem deduètis, guttula liqua- De Bloem-bladeren wat vanden anderen geduwt zijnde
tis limpidi, inftar Sacchari dulcis, occurrit. vmoond fig een heldtre epjuyker zqcte druppelwaters.