NARCISSVS CEYLANICVS FLORE ALBO HEXAGONO ODORALO Ï& C
¿f''
C A R XXXVIII.
NARCISSUS CEYLANICUS FLO*
R E A L BO H E X A G O N O
O D O R A T O .
LUNULA CEŸLANÈNSIBUS.
Cat. Hort. Lag. Bat.
DU* oCcurrunt fpedes hujus plant*,
magnitudine & petalis différentes.
Hujus radices bulbofas poffìdemus ex
munere reverendi Viri D. Pyl 5 Celebris
Urbis Columbo Gubernatoris digniflimi;
Cujus defcriptionem à Clariif. Heritianno
concinnatam, hic commemorare erit opera
pretium.
Huic Narcijfo fubfternitur bulbus oblon-
ga-rotundus, pauidus, fub corticibns Jais
lanugmofus > folta prometti NarçiJJina > ajl
brevma ; Ad horum latera ajfurgit thyr-
fts hevis, crabitudine calami, proceritate
dodrantali, in cujus apice target vagina
membranacea , excludens florem unicum
hexagonum, monopetalum, candìdum > odo-
ratipnum, [ex foliaceis deorfumfléxis cir-
cinnatifque laciniis diffeBum¡mediumoccupât
caìix, duodecimper orascrenisincifus,
èx quo producitur Jlylus cum Je x Jùbalbidis
falcatis ftaminìbus in luteos apices definen-
tibus; Sequuntur femina fufca, angulofa,
invafculo tricapfulari, de more congene-
rum. HucufqueHermannus,
Flores pandit Menfe Julio, qued diffi-
cilè evenit, nifi cultura debita fuppetias
afferat.
C E Y LO N S C H E N A R C J S S É ,•
met een SES-HOEKIGE > IV ETT
E , en R l E K E N D E
BLOEMEN.
DAar werden twederley foorten van
dit gewas gevonden , vangroote en
bloem-bladeren verfchillende.
De hollen van defe iijn ons toegeßnden
door den eer waardige Heer Pijh Gouverneur
van de vermaarde flad Columbo.
Wiens befchryvinge van den Heer Profef-
fe r Hermans in V licht gebracht zijnde,
hier weerdig is te verbalen.
Defe Narcifle heeft een langachtig-ron-
de bol-wortel, bleek van couleur , de-
welke tuflchen hare fchorffe > die hayrig
is, bladerenvoord brengd, over een körnende
met die van gemeene Narcifle, edog
korter 5 aan de fyde defer bladeren ver-
toond fig de bloem-fteng, zijnde een lchrijf
penne dik, glad , en drie derde van een
voet hoog: aan het opperfte van de ielve
doet fig een gefwolle vliefige fchede op , en
defe haar openende vertoont fig een eenige,
en 00k eenbladerige'bloem, fijnde gloeind-
wi t, fes kantig, feer lieflijk van reuk , en in
fes omgewelde en omgekrulde fnippelin-
gen verdeeld ; in ’ t midden vind men de
bloem kelk , wiens uyterfte in twaalf
kleene fnippelingen gefneden is ; uyt defel-
ve komt de bloem-ftijl, te gelijk met fes
witagtigefeyfens-wyfebloem-draden, ver-
fien van geele hooftjens : hier na komen
bruyne , hoekige zaden te volgen , leg-
gende in een drie-zaadhuyfig vaatjen (ya-
fculo tricapfulari) op de wijfe van hare me-
defoorten. Tot hier toe den Heer Hermans.
De bloemen vertoonen haar in de Maand
van fu ll, 'tvoelk evenwelnieten gefcbiedy
ten Jy een behoorlijke oejfeninge en waar-
neminge daar toe aangewend word.
Oo Ne feit